the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 7
1 De zonen van Issaschar waren: Tola, Pua, Jasib en Simron, deze vier.2 En de zonen van Tola waren: Uzzi, Refaja, Jeril, Jahmai, Jibsam en Samuel, hoofden der familin, van Tola, en dappere lieden in hunne geslachten; hun getal was in Davids tijden twee en twintig duizend en zeshonderd.3 De zonen van Uzzi waren: Jizrahja; en de zonen van Jizrahja waren: Michal, Obadja, Jol, en Jissa, deze vijf; en zij waren allen hoofden.4 En onder hen, naar hunne geslachten en familin, waren tot den strijd toegeruste krijgslieden, zes en dertig duizend; want zij hadden vele vrouwen en kinderen.5 En hunne broeders, in al de geslachten van Issaschar, strijdbare lieden, waren zeven en tachtig duizend, allen opgetekend.6 De zonen van Benjamin waren: Bela, Becher en Jedial, deze drie.7 En de zonen van Bela waren: Ezbon, Uzzi, Uzzil, Jerimoth en Iri, deze vijf, hoofden der familin, strijdbare lieden, en zij werden opgetekend, twee en twintig duizend vierendertig.8 En de zonen van Becher waren: Zemira, Joas, Elizer, Eljonai, Omri, Jeremoth, Aba, Anathoth en Almeth; deze allen waren zonen van Becher,9 en zij werden geteld naar hunne geslachten, hoofden hunner familin, strijdbare lieden, twintig duizend en tweehonderd.10 En de zonen van Jedial waren Bilhan. En de zonen van Bilhan waren: Jes, Benjamin, Ehud, Kenana, Zethan, Tarsis en Ahishar;11 deze allen waren zonen van Jedial, hoofden van familin, strijdbare lieden, zeventien duizend en tweehonderd, die in het heir uittrokken om te strijden.12 En Suppim en Huppim waren zonen van Iri en Husim, zonen van Aher.13 De zonen van Naftali waren: Jahzil, Guni, Jezer en Sallum, zonen van Bilha.14 De zonen van Manasse zijn deze: Asril, dien zijn bijvrouw, de Syrische, baarde; ook baarde zij Machir, den vader van Gilead.15 En Machir gaf Huppim en Suppim vrouwen, en de naam zijner zuster was Macha, en de naam van zijnen tweeden zoon Zelafead; en Zelafead had slechts dochters.16 En Macha, de huisvrouw van Machir, baarde een zoon, dien noemde zij Peres, en zijns broeders naam was Seres, wiens zonen waren Ulam en Rekem.17 En Ulams zoon was Bedan. Dit zijn de kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse.18 En zijne zuster Molcheth baarde Ishod, Abizer en Mahla.19 En Semida had deze zonen: Ahjan, Sechem, Likhi en Aniam.
20 De zonen van Efram waren deze: Suthlah, diens zoon was Bered, diens zoon was Tahath, diens zoon was Elada, diens zoon was Tahath,21 diens zoon was Zabad, diens zoon was Suthlah, diens zoon was Ezer en Elad. Doch de mannen van Gath, de inboorlingen des lands, doodden hen, omdat zij afgetrokken waren om hun vee te nemen.22 En hun vader Efram droeg langen tijd rouw, en zijne broeders kwamen om hem te troosten.23 En hij kwam tot zijne huisvrouw; die werd zwanger en baarde een zoon, dien noemde hij Bera, omdat het in zijn huis kwalijk toeging.24 En zijne dochter was Sera; deze bouwde Neder-Beth-Horon en Opper-Beth-Horon, en Uzzen-Sera.25 Diens zoon was Refah, en Resef, diens zoon was Telah, diens zoon was Tahan,26 diens zoon was Ladan, diens zoon was Ammihud, diens zoon was Elisama,27 diens zoon was Nun, diens zoon was Jozua.28 En hunne have en woning was Beth-El en hare onderhorige plaatsen, en tegen het Oosten Naran, en tegen het Westen Gezer en hare onderhorige plaatsen, Sichem en hare onderhorige plaatsen, tot Gaza toe en hare onderhorige plaatsen.29 En aan de zijde der kinderen van Manasse: Beth-Sean en hare onderhorige plaatsen, Tanach en hare onderhorige plaatsen, Megiddo en hare onderhorige plaatsen, Dor en hare onderhorige plaatsen. Daarin woonden de zonen van Jozef, den zoon van Isral.30 De zonen van Aser waren deze: Jimna, Jisva, Jisvi, Bera; en hunne zuster was Serah.31 De zonen van Bera waren: Heber en Malkil; deze was de vader van Birzavith.32 En Heber verwekte Jaflet, Somer, Hotham, en Sua hunne zuster.33 De zonen van Jaflet waren: Pasach, Bimhal en Asvath; dit waren de zonen van Jaflet.34 De zonen van Semer waren: Ahi, Rohga, Jehubba en Aram.35 En de zonen van zijnen broeder Helem waren: Zofah, Jimna, Seles en Amal.36 De zonen van Zofa waren: Suah, Harnfer, Sual, Beri, Jimja,37 Bezer, Hod, Samma, Silsa, Jithram en Bera.38 De zonen van Jether waren: Jefunne, Fispa en Ara.39 De zonen van Ulla waren: Arah, Hannil en Rizja.40 Deze allen waren zonen van Aser, hoofden van hunne familin, uitgelezen strijdbare lieden en hoofden onder de vorsten; en zij werden gerekend in het heir tot den strijd, naar hun getal, zes en twintig duizend man.