the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Kronieken 4
1 De zonen van Juda waren: Perez, Hezron, Karmi, Hur en Sobal.2 En Reaja, Sobals zoon, verwekte Jahath; Jahath verwekte Ahumai en Lahad. Dit zijn de geslachten der Zorathieten.3 En dit is de stam van Etams vader: Jizrel, Jisma en Jidbas; en hunne zuster is Hazzelelponi.4 En Pnul was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Huza: dit zijn de zonen van Hur, den eersten zoon van Efratha, den vader van Bethlehem.5 En Ashur, de vader van Teka, had twee vrouwen, Hela en Nara.6 En Nara baarde hem Ahuzzam, Hefer, Temeni, Ahastari: dit zijn de zonen van Nara.7 En de zonen van Hela waren: Zereth, Zohar, en Ethnan.8 En Koz verwekte Anub en Hazzobeba, en de geslachten van Aharhel, den zoon van Harum.9 Jabez nu was voornamer dan zijne broeders; en zijne moeder noemde hem Jabez; want, zeide zij, ik heb hem met smart gebaard.10 En Jabez riep den God van Isral aan, zeggende: Ach, dat Gij mij zegendet, en mijne grenspalen uitbreiddet en uwe hand met mij was, en Gij het kwade alzo maaktet, dat het mij niet smart! En God liet komen hetgeen hij bad.
11 En Kelub, de broeder van Suha, verwekte Mehir; deze is de vader van Eston.12 En Eston verwekte Beth-rafa, Pasah, en Tehinna den vader der inwoners van de stad Nahas: dit zijn de mannen van Recha.13 En de zonen van Kenaz waren: Othnil, en Seraja; en de zonen van Othnil waren: Hathath.14 En Meonothai verwekte Ofra; en Seraja verwekte Joab, den vader der bewoners van het dal der timmerlieden; want zij waren timmerlieden.15 En de zonen van Kaleb, den zoon van Jefunne waren: Iru, Ela en Nam; en de zonen van Ela waren: Kenaz.16 En de zonen van Jehallelel waren: Zif, Zifa, Tirea en Asarel.17 En de zonen van Ezra waren: Jether, Mered, Efer en Jalon. Dit zijn de kinderen van Bithja, de dochter van Farao, welke Mered gehuwd had; en zij werd zwanger en baarde Mirjam, Sjammai en Jisbah, den vader van Estema.18 En zijne Joodse vrouw baarde Jered, den vader van Gedor, Heber, den vader van Socho, en Jekuthil, den vader van Zanah.19 De zonen van Hoda's huisvrouw de zuster van Naham, den vader van Kehila, waren: de Garmiet en Estema de Machathiet.20 De zonen van Simon waren: Ammon, Rinna, Benhanan en Tilon. De zonen van Jise waren: Zoheth en Benzheth.21 En de zonen van Sela, den zoon van Juda, waren: Er, de vader van Lecha, Lada, de vader van Maresa, en de geslachten der linnenwevers in het huis van Asba,22 daarbenevens Jokim, en de mannen van Kozeba, Joas en Saraf, die geheerst hebben over Moab; en Jasubi te Lehem, gelijk het oude bericht luidt.23 Dezen waren pottenbakkers, en woonden in beplante hoven en tuinen bij den koning, en bleven aldaar in zijnen dienst.
24 De zonen van Simeon waren: Nemuel, Jamin, Jarib, Zerah, Saul;25 diens zoon was Sallum, diens zoon was Mibsam, diens zoon was Misma.26 En de zonen van Misma waren: Hammuel, diens zoon was Zakkur, diens zoon was Sime.27 En Sime had zestien zonen en zes dochters; en zijne broeders hadden niet veel zonen, en hun gehele geslacht vermenigvuldigde zich niet Z, als dat der kinderen van Juda.28 En zij woonden in Ber-Sba, Molada, Hazar-Sual,29 Bilha, Ezem, Tolad,30 Bethuel, Horma, Ziklag,31 Beth-Markaboth, Hazar-Susim, Beth-Biri, Saram. Dit waren hunne steden, tot koning David,32 daarbenevens hunne dorpen bij Etam, Ain, Rimmon, Tochen en Asan, deze vijf steden,33 en al de dorpen, die rondom deze steden waren tot Bal toe; dit is hunne woning en zij hadden hun eigen geslachtsregister.34 Voorts Mesobab, Jamlech, Josa, de zoon van Amazia,35 Jol, Jehu, de zoon van Josibja, den zoon van Seraja, den zoon van Asil,36 Eljonai, Jakoba, Jesohaja, Asaja, Adil, Jesimel en Benaja.37 Ziza, de zoon van Sife, den zoon van Allon, den zoon van Jedaja, den zoon van Simri, den van zoon Semaja.38 Dezen, die met name genoemd zijn, waren vorsten In hunne geslachten; en hunne familin breidden zich uit in menigte.39 En zij trokken heen om naar Gedor te komen, tot tegen het Oosten van het dal, om weide te zoeken voor hunne kudden;40 en zij vonden vette en goede weide, en een land wijd van ruimte, stil en rustig; want te voren woonden aldaar de nakomelingen van Cham.41 En die nu met namen beschreven zijn, kwamen ten tijde van Hizka, den koning van Juda, en sloegen de hutten en woningen dergenen, die aldaar gevonden werden, en verbanden hen, tot op dezen dag toe, en woonden in hunne plaats, want daar was weide voor hunne kudden.42 Ook gingen uit hen, uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd mannen naar het gebergte Ser, met hunne oversten Pelatja, Nearja, Refaja, en Uzzil, zonen van Jise;43 en zij sloegen de overige ontkomenen der Amalekieten, en woonden aldaar tot op dezen dag.