the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 90
1 Een gebed van den godsman Mozes. Heer, gij zijt ons een schuilplaats geweest in tal van geslachten.2 Eer de bergen geboren waren en gij aarde en wereld hadt gebaard, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt gij God.3 Gij doet den mens tot stof wederkeren, en zegt: Keert weder, mensenkinderen!4 Want duizend jaren zijn in uw oog als de dag van gisteren; want hij gaat voorbij als een nachtwake.5 Spoelt gij hen weg dan zijn zij als de slaap in den morgen, als het gras dat verdwijnt:6 des morgens bloeit het, dan verdwijnt het, des avonds wordt het afgesneden en verdort.
7 Want door uw toorn zijn wij weggeslonken, verbijsterd zijn wij door uw grimmigheid;8 gij hebt onze schulden u voor ogen gesteld, onze verborgen zonden in het volle licht van uw aangezicht;9 want al onze dagen zijn door uw verbolgenheid verdwenen; wij hebben onze jaren als een zucht doorleefd.10 Onze leeftijd hij duurt zeventig, op zijn hoogst tachtig jaren, en het heerlijkst daarvan is jammer en onheil; want in een oogwenk is het voorbij en zijn wij daarheengevlogen.11 Wie beseft de kracht van uw toorn, en naardat gij te vrezen zijt uw verbolgenheid?
12 Onze dagen tellen, leer ons dat; opdat wij een wijs hart bekomen.13 Keer weder, Heer! --Hoelang nog? --en heb deernis met uw dienstknechten.14 Verzadig ons in den morgenstond met uw gunst, opdat wij jubelen en ons verblijden al onze dagen.15 Verblijd ons zoveel dagen als gij ons verdrukt hebt, zoveel jaren als wij rampspoed hebben gezien.16 Laat aan uw dienstknechten zichtbaar worden wat gij doet, uw luister aan hun kinderen;17 en de liefelijkheid van den Heer, onzen God, zij over ons. Breng gij bij ons tot stand het werk onzer handen, ja, het werk onzer handen, breng het tot stand.