the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 9
1 Voor den orkestmeester. Op de wijze van "Jonge vrouwen". Een psalm van David. (9-2) Ik wil u loven, Heer, met geheel mijn hart, verhalen al uw wonderdaden;2 (9-3) ik wil mij in u verheugen en jubelen, met stem en snaren uw naam, Allerhoogste, bezingen;3 (9-4) omdat mijn vijanden terugdeinzen, struikelen en omkomen uit schrik voor u.4 (9-5) Want gij hebt mijn recht gehandhaafd, mijn pleit gevoerd, u op den troon nedergezet, als rechtvaardig rechter.5 (9-6) Gij hebt de volkeren bestraft, de bozen te gronde gericht, hun naam uitgewist voor altijd en eeuwig.6 (9-7) Verstomd is de vijand, voorgoed ten einde zijn de smaadredenen; hun wortel hebt gij uitgerukt, hun gedachtenis is te niet gegaan.7 (9-8) In verwarring gebracht heeft hen de Heer, die zetelt tot in eeuwigheid; hij heeft zijn troon ten gerichte vastgezet,8 (9-9) en zal de wereld rechtvaardig vonnissen, de natien naar billijkheid richten.9 (9-10) Dies zij de Heer een toevluchtsoord voor den vertrapte, een toevluchtsoord in benarde tijden;10 (9-11) dat zij die uw naam kennen op u vertrouwen; want gij hebt hen die naar u vroegen niet verlaten, Heer.
11 (9-12) Roemt met stem en snaren den Heer, die Sion bewoont, verkondigt onder de volken zijn daden!12 (9-13) Want hij die bloed invordert heeft hunner gedacht, het gekrijt der ellendigen niet vergeten.13 (9-14) Ontferm u mijner, Heer, zie de ellende waarin mijn haters mij stortten, gij die mij optilt, uit de poorten des doods!14 (9-15) Opdat ik al uw lof vermelde, in de poorten der dochter Sions juiche in het door u geschonken heil.15 (9-16) Verzonken zijn de volken in de groeve die zij maakten, in het net dat zij verstaken is hun voet gevangen.16 (9-17) De Heer heeft zich doen kennen, heeft gericht geoefend, in het werk zijner eigen handen is de boze verstrikt. (Ruisend spel).17 (9-18) Dat de bozen ter onderwereld terugkeren, alle heidenen, die godvergetenen!18 (9-19) Jaag hun schrik aan, Heer, laat de heidenen ervaren dat zij slechts mensen zijn!19 (9-20) Niet voor altijd toch wordt de arme vergeten, niet voor eeuwig gaat de hoop der ellendigen te loor.20 (9-21) Sta op, Heer, laat de sterveling niet machtig zijn; dat de heidenen gevonnist worden voor uw aangezicht!