the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 66
1 Voor den orkestmeester. Een lied. Een psalm. Juicht Gode ter eer, gij ganse aarde,2 roemt met stem en snaren de heerlijkheid zijns naams, maakt heerlijk den lofzang op hem.3 Zegt tot God: Hoe geducht is uw werk! om uw grote kracht vleien u uw vijanden.4 De ganse aarde werpe zich voor u neer en roeme u, roeme met stem en snaren uw naam.5 Komt en ziet de daden Gods, die voor de mensenkinderen geducht is in zijn doen:6 hij maakt de zee tot droog land, te voet gaat men de rivier door. Dies willen wij in hem ons verblijden.7 Hij heerst door zijn sterkte voor eeuwig, zijn ogen zien neer op de natien, de weerspannigen durven zich niet verheffen.
8 Looft, volken, onzen God, laat luide zijn lof weerklinken,9 van hem die ons in het leven behield, en niet toeliet dat onze voet wankelde.10 Want gij, o God, hebt ons getoetst, ons gelouterd zoals het zilver gelouterd wordt.11 Gij hebt ons in het net doen lopen, een last ons op de lenden gelegd,12 stervelingen over ons hoofd doen rijden; wij zijn in het vuur en in het water gekomen; maar gij hebt ons in de ruimte geleid.
13 Ik zal met brandoffers uw huis binnengaan, u mijn geloften betalen,14 geloften waartoe mijn lippen zich ontsloten hebben, die mijn mond toen het mij bang was heeft uitgesproken.15 Brandoffers van vette dieren zal ik u brengen, met den offergeur van rammen, runderen en bokken zal ik aanbieden.16 Komt, hoort allen mij verhalen, gij godvrezenden, wat hij aan mij gedaan heeft.17 Met mijn mond riep ik hem aan, een lofverheffing was onder mijn tong.18 Had ik in mijn hart iets slechts beoogd, zo had de Heer mij niet verhoord.19 Maar God heeft verhoord, geluisterd naar mijn gebed.20 Geloofd zij God, die mijn bede niet afgewezen, noch zijn gunst mij onttrokken heeft.