the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 65
1 Voor den orkestmeester. Een psalm van David. Een lied. (65-2) U komt een loflied toe, o God, in Sion; aan u moeten geloften betaald worden.2 (65-3) Gij, hoorder der gebeden, tot u moet alle vlees komen.3 (65-4) Velerlei zonden zijn mij te machtig geworden; maar gij, gij verzoent onze overtredingen.4 (65-5) Gelukkig hij, dien gij verkiest en doet naderen om uw voorhoven te bewonen; opdat wij verzadigd worden met het goede van uw huis, met het heilige van uw paleis.5 (65-6) Met geduchte daden antwoordt gij ons in gerechtigheid, gij, God van ons heil, toeverlaat van al de verre einden van aarde en zee,
6 (65-7) die in uw kracht bergen vastzet, zelf omgord met sterkte,7 (65-8) die het bruisen der zeeen sust, het bruisen harer golven, en het rumoer der natien;8 (65-9) zodat de bevolking der verre streken voor uw tekenen vreest. Waar de morgen kriekt en waar de avond daalt brengt gij gejuich.9 (65-10) Gij geeft acht op het aardrijk en laaft het; gij zegent het rijkelijk met een stroom Gods, vol water; gij bereidt koorn voor de mensen; want daartoe bereidt gij het aardrijk.10 (65-11) Gij drenkt zijn voren, effent zijn kluiten; door regenvlagen maakt gij het werk, gij zegent zijn gewas.11 (65-12) Zo kroont gij het jaar uwer goedheid, en uw voetsporen druipen van vet;12 (65-13) de oasen der woestijn druipen, en de heuvels omgorden zich met gejuich;13 (65-14) de weiden zijn bekleed met kudden, de dalen zijn in koorn gehuld; zij jubelen om strijd en zingen.