Read the Bible

¹ Voor den orkestmeester. Op de wijze van "Het snarenspel van". Van David. (61-2) Hoor, o God, naar mijn gekrijt, luister naar mijn gebed.² (61-3) Van het einde der aarde roep ik tot u, bij het verkwijnen van mijn hart; zet mij op een rotssteen die mij anders te hoog is.³ (61-4) Want gij zijt mij een toevlucht, een sterke toren tot schuts tegen den vijand.⁴ (61-5) Laat mij voor eeuwig in uw tent verkeren, toevlucht vinden, geborgen onder uw vleugelen.

⁵ (61-6) Gij toch, o God, hoort naar mijn geloften, geeft een bezitting aan hen die uw naam vrezen.⁶ (61-7) Gij zult de levensdagen des konings verlengen, zijn jaren, als van geslacht tot geslacht;⁷ (61-8) hij zal zetelen voor eeuwig voor het aangezicht Gods; vroomheid en trouw zullen hem behoeden.⁸ (61-9) Zo moge ik uw naam met stem en snaren roemen, voor altijd, om dag aan dag u mijn geloften te betalen.