the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 51
1 Voor den orkestmeester. Een psalm van David; (51-2) toen de profeet Nathan tot hem kwam, nadat hij tot Bathsjeba was gekomen. (51-3) Ontferm u mijner, o God, naar uw goedertierenheid; delg naar uw groot erbarmen mijn overtredingen uit.2 (51-4) Was mij gans schoon van mijn schuld, en reinig mij van mijn zonden;3 (51-5) want ik ben mij van mijn overtredingen bewust, en mijn zonde staat mij voortdurend voor den geest.4 (51-6) Tegen u alleen heb ik gezondigd, gedaan wat kwaad is in uw oog; opdat het blijke dat gij rechtvaardig zijt in uw richten, onberispelijk in uw vonnissen.5 (51-7) Zie, in schuld ben ik geboren, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.6 (51-8) Zie, aan waarheid in het binnenste hebt gij welgevallen; doe mij dan daarbinnen wijsheid verstaan.
7 (51-9) Ontzondig mij met hysop, opdat ik rein worde, was mij schoon, zodat ik blanker word dan sneeuw.8 (51-10) Verzadig mij met vroolijkheid en vreugde; juiche het gebeente dat gij verbrijzeld hebt.9 (51-11) Verberg uw aangezicht voor mijn zonden, en delg al mijn ongerechtigheid uit.10 (51-12) Schep mij een rein hart, o God, en leg in mij een nieuwen, standvastigen geest.11 (51-13) Stoot mij niet weg van voor uw aangezicht, en neem uw heiligen geest niet van mij.12 (51-14) Hergeef mij de blijdschap over uw heil, en steun mij door een gewilligen geest.13 (51-15) Ik wil afvalligen uw wegen leren, zodat zondaars zich bekeren tot u.
14 (51-16) Red mij van bloedschuld, o God, God mijner hulpe, mijn tong moge jubelen over uw gerechtigheid.15 (51-17) Heer, ontsluit mijn lippen, en moge mijn mond uw lof vermelden.16 (51-18) Want gij hebt geen welgevallen in offeranden, dat ik die zou geven, in brandoffers schept gij geen behagen.17 (51-19) De Gode gevallige offeranden zijn een verslagen geest; een verslagen en verbrijzeld hart acht gij, o God, niet gering.18 (51-20) Doe in uw welbehagen Sion goed; herbouw de muren van Jeruzalem.19 (51-21) Dan zult gij welgevallen hebben in gerechte offers, in brandoffer en aloffer; dan zal men stieren offeren op uw altaar.