the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 5
1 Voor den orkestmeester, bij de fluiten. Een psalm van David. (5-2) Leen het oor aan mijn woorden, Heer, let op mijn stille klacht;2 (5-3) luister naar mijn schreien, mijn koning en mijn God; want tot u rijst mijn gebed.3 (5-4) Heer, des morgens hoort gij mijn stem, des morgens draag ik het u voor en zie uit.4 (5-5) Gij toch zijt geen god die in snoodheid behagen schept, geen boze mag bij u vertoeven;5 (5-6) geen pralers mogen u onder de ogen komen; gij haat alle euveldaders;6 (5-7) gij richt de logensprekers te gronde; van bloedvergieters en bedriegers gruwt de Heer.
7 (5-8) Maar ik mag door uw grote gunst uw huis binnengaan, mij nederwerpen voor uw heiligen tempel, in vreze voor u.8 (5-9) Heer, geleid mij, gij rechtvaardige, om mijn belagers; effen voor uw aangezicht mijn weg.9 (5-10) Want in hun mond is niets betrouwbaars, hun binnenste is verderf, hun keel een open graf, zij hebben een gladde tong.10 (5-11) Verklaar hen schuldig, o God, laat hen falen in hun voornemens, stoot hen weg in hun talrijke ongerechtigheden; want zij zijn weerspannig tegen u.11 (5-12) Dan zullen allen die tot u vlieden zich verheugen, zullen voor altijd jubelen zij die door u beschermd worden, in u juichen alwie uw naam liefhebben.12 (5-13) Want gij zegent den rechtschapene, Heer; als een rondas beschut hen uw welgevallen.