the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 41
1 Voor den orkestmeester. Een psalm van David. (41-2) Wel hem die achtslaat op den geringe; ten dage des onheils zal de Heer hem uitkomst geven.2 (41-3) De Heer zal hem bewaren en in het leven houden; hij wordt gelukkig geprezen in den lande, en gij zult hem niet overleveren aan de woede zijner vijanden.3 (41-4) De Heer zal hem ondersteunen op het ziekbed; wanneer hij krank is, spreidt gij zijn leger zacht.4 (41-5) Ik dacht: Heer, ontferm u mijner, genees mij toch, want ik heb tegen u gezondigd.
5 (41-6) Mijn vijanden wensen mij kwaad toe: Wanneer zal hij sterven en zijn naam verdwijnen? --6 (41-7) Komt iemand mij zien, dan spreekt hij vals, zijn hart zamelt slechtheid op, hij gaat naar buiten, vertelt het op straat.7 (41-8) Mijn haters altegader fluisteren onder elkander over mij, mij kwalijkgezind, denken zij na over het onheil dat mij treffen kan:8 (41-9) Iets noodlottigs is hem ingegoten: wie eens is gaan liggen staat niet weder op! --9 (41-10) Zelfs mijn vriend, hij op wien ik vertrouwde, mijn disgenoot, heeft den hiel tegen mij opgeheven.10 (41-11) Maar gij, Heer, ontferm u mijner en houd mij staande; dan zal ik het hun betaaldzetten.11 (41-12) Hieraan erken ik dat gij welgevallen aan mij hebt, dat mijn vijand niet juichen zal over mij.12 (41-13) Mij toch, om mijn braafheid hebt gij mij gesteund en voor altijd voor uw aangezicht geplaatst.13 (41-14) Geloofd zij de Heer, de God Israels, van eeuwigheid tot eeuwigheid! Amen, Amen!