the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 36
1 Van 's Heeren dienaar, van David. (36-2) De zonde geeft den boze haar orakels in het hart; geen schrik voor God staat hem voor ogen.2 (36-3) Zij toch vleit hem in het aangezicht om zijn schuld uit te vinden en hem te haten.3 (36-4) De woorden van zijn mond zijn slechtheid en bedrog, hij houdt op zich verstandig en goed te gedragen.4 (36-5) Slechtheid bedenkt hij op zijn legerstede, hij treedt op een niet goeden weg, versmaadt het kwade niet.
5 (36-6) Heer, hemelhoog is uw goedertierenheid, tot de wolken reikt uw trouw.6 (36-7) Uw gerechtigheid is als Gods bergen, uw gerichten zijn als de grote oceaan; mens en dier redt gij, Heer.7 (36-8) Hoe kostelijk is uw goedertierenheid, o God! Dies zoeken de mensenkinderen een toevlucht in de schaduw uwer vleugelen;8 (36-9) zij laven zich met het vette van uw huis, gij drenkt hen uit den stroom uwer liefelijke gaven;9 (36-10) want bij u is de levensbron, in uw licht zien wij licht.10 (36-11) Bestendig uw goedertierenheid voor hen die u kennen, uw gerechtigheid voor de oprechten van hart.11 (36-12) Vertrede mij de voet der hoovaardij niet, make de hand der bozen mij niet tot zwerveling.12 (36-13) Daar zijn de euveldaders gevallen, neergestoten zonder te kunnen opstaan!