the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 34
1 Van David, toen hij zich als een krankzinnige gedragen had bij Abimelech, deze hem weggejaagd had en hij heengegaan was. (34-2) Te allen tijde wil ik den Heer prijzen, voortdurend zal zijn lof in mijn mond zijn.2 (34-3) Mijn ziel looft den Heer; mogen de deemoedigen het horen en zich verblijden!3 (34-4) Verheerlijkt met mij den Heer, verhoogen wij tezamen zijn naam!4 (34-5) Ik heb den Heer gezocht, en hij heeft mij verhoord; van alwat ik duchtte heeft hij mij bevrijd.5 (34-6) Ziet op hem en luikt op; uw aangezicht zal niet schaamrood worden.6 (34-7) Hier is een ellendige, die riep, en de Heer hoorde, redde hem uit al zijn noden.7 (34-8) De engel des Heeren legert zich rondom hen die hem vrezen, en schenkt hun uitredding.8 (34-9) Smaakt en ziet, dat de Heer goed is; gelukkig de man die tot hem zijn toevlucht neemt!9 (34-10) Vreest den Heer, gij zijn heiligen; want wie hem vrezen hebben geen gebrek.10 (34-11) Leeuwenwelpen lijden armoede en honger, maar wie den Heer zoeken, hun ontbreekt het aan niets goeds.
11 (34-12) Komt, kinderen, hoort naar mij; ik wil u de vreze van den Heer leren.12 (34-13) Waar is de man die lust heeft in het leven, die lengte van dagen wenst, om het goede te zien?13 (34-14) Behoed uw tong voor het kwade, en uw lippen voor bedrieglijk spreken.14 (34-15) Wijk van het kwade en doe het goede, zoek den vrede en jaag dien na.15 (34-16) Het aangezicht van den Heer is tegen de kwaaddoeners gekeerd, om hun gedachtenis van de aarde te verdelgen;16 (34-17) de ogen van den Heer rusten op de rechtschapenen, zijn oren zijn gewend naar hun gekrijt.17 (34-18) Zij roepen, en de Heer hoort, bevrijdt hen uit al hun noden.18 (34-19) De Heer is den gebrokenen van hart nabij, en redt de verbrijzelden van geest.19 (34-20) Al zijn de rampen des rechtschapenen vele, uit die alle bevrijdt hem de Heer.20 (34-21) Hij behoedt al zijn beenderen, geen daarvan wordt gebroken.21 (34-22) Onspoed doodt den boze, zij die den rechtschapene haten boeten er voor.22 (34-23) De Heer verlost het leven zijner dienaren, zij die tot hem de toevlucht nemen staan niet schuldig.