the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 30
1 Een psalm--een tempelwijdingslied--van David. (30-2) Ik zal u verhoogen, Heer, omdat gij mij hebt opgetrokken, en niet toegelaten dat mijn vijanden zich over mij verheugen.2 (30-3) Heer, mijn God, ik kreet tot u en gij genaast mij;3 (30-4) Heer, gij hebt mij uit de onderwereld doen opkomen, mij uit het midden van hen die ten grave dalen in het leven teruggebracht.4 (30-5) Zingt tot eer van den Heer, gij, zijn vromen! looft zijn heiligen naam.5 (30-6) Want een ogenblik dure zijn toorn, een gans leven duurt zijn welgevallen; des avonds kome het geween overnachten, des morgens is er gejuich.
6 (30-7) Ik nu dacht in mijn onbezorgd bestaan: wankelen zal ik nimmer. --7 (30-8) Gij, Heer, hadt in uw welgevallen mijn berg stevig neergezet. Daar verborgt gij uw aangezicht, en ik werd verbijsterd.8 (30-9) Tot u, Heer, riep ik, smekend wendde ik mij tot den Heer:9 (30-10) Wat hebt gij er aan dat mijn bloed wordt vergoten, dat ik in de groeve nederdaal? Zal het stof u loven, zal het uw trouw verkondigen?10 (30-11) Hoor, Heer, en ontferm u mijner; Heer, wees mij een helper!11 (30-12) Gij hebt mijn weeklacht in een reidans verkeerd, mijn rouwkleed losgemaakt en mij met vreugde omgord;12 (30-13) opdat mijn gemoed u ter ere zinge zonder te zwijgen. Heer, mijn God, ik zal u loven tot in eeuwigheid.