Read the Bible

¹ Des konings hart is in 's Heeren hand als een waterbeek: hij leidt het werwaarts hem behaagt.

² Een mens houdt al zijn wegen voor recht, maar die de harten weegt is de Heer.

³ Rechtschapen en deugdzaam handelen is aan den Heer liever dan offers.

⁴ Hoogheid van ogen en opgeblazenheid van hart, het licht der bozen is zonde.

⁵ Des vlijtigen plannen brengen louter voordeel aan, maar die van alwie zich overhaast louter schade.

⁶ Schatten door leugentaal verworven--een voortgejaagde nietigheid, strikken des doods.

⁷ Der bozen woestheid sleept hen mee; want zij weigeren recht te doen.

⁸ Een kronkelpad is des bedriegers weg, maar de eerlijke gaat recht door zee.

⁹ Beter te wonen op den hoek van een dak dan een kijfachtige vrouw tot huisgenote.

¹⁰ Des bozen lust gaat naar het kwade uit, zijn naaste vindt geen genade in zijn oog.

¹¹ Moet de lichtzinnige boeten, dan wordt de onervarene wijs, leert men den wijze, hij neemt kennis aan.

¹² De Rechtvaardige let op het huis des bozen en stort de bozen in het verderf.

¹³ Wie zijn oor stopt voor het geschrei des behoeftigen, hij zal zelf roepen en niet verhoord worden.

¹⁴ Een gift in het geheim wendt den toorn af, een geschenk in de borsttas hevige gramschap.

¹⁵ Dat het recht wordt gehandhaafd is een vreugde voor den rechtschapene, maar een schrik voor de euveldaders.

¹⁶ Een mens die van den weg des verstands afdwaalt kan in de gemeente der schimmen uitrusten.

¹⁷ Wie van vermaak houdt, wordt een prooi van het gebrek, wie van wijn en olie houdt wordt niet rijk.

¹⁸ De boze is een losprijs voor den rechtschapene, in de plaats der braven komt de trouweloze.

¹⁹ Beter in een woestijnland te wonen dan met een kijfachtige en humeurige vrouw.

²⁰ Begeerlijke schatten en olie zijn in des wijzen woning, maar de dwaze mens brengt ze door.

²¹ Wie gerechtigheid en vroomheid najaagt vindt leven en eer.

²² Een wijze beklom wel eens een stad van helden en wierp de sterkte neer, waarop zij vertrouwde.

²³ Wie de wacht houdt over zijn mond en tong houdt wacht over zichzelf, zich hoedend voor noden.

²⁴ Een overmoedig, vermetel mens noemt men een spotter, iemand die in matelozen overmoed handelt.

²⁵ De luiaard wordt door zijn begeerte gedood; want zijn handen weigeren te werken.²⁶ De boze begeert den gansen dag door, maar de rechtschapene geeft zonder karigheid.

²⁷ Der bozen offer is iets afschuwelijks; hoeveel te meer, wanneer men het brengt voor een schanddaad!

²⁸ Een leugenachtig getuige gaat te gronde, maar een man die goed toehoort mag altijd spreken.

²⁹ De boze zet een onbeschaamd gezicht, maar de brave doorziet zijn gedrag.

³⁰ Er is geen wijsheid, geen verstand, geen raad--tegenover den Heer.³¹ Het paard wordt getuigd tegen den dag van den strijd maar de overwinning hangt af van den Heer.