the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Obadja 1
1 Het gezicht van Obadja. Zo spreekt de Heere God over Edom! Wij hebben een aankondiging gehoord van den Heer, en een bode is onder de volken gezonden: Komt, laat ons tegen hem opstaan ten strijde!2 Zie, ik heb u kleingemaakt onder de volken; veracht zijt gij in hooge mate.3 De overmoed uws harten heeft u bedrogen, gij die woont in de rotsspleten, uw verblijf hebt in de hoogte, die bij uzelf zeidet: Wie zal mij naar beneden storten? --4 Al woondet gij zo hoog als de arend, al was uw nest tussen de starren geplaatst, ook van daar zou ik u neerstorten, spreekt de Heer.5 Indien dieven tot u gekomen zijn of nachtelijke rovers-- hoe zijt gij verloren! --zouden zij immers slechts zoveel stelen als zij nodig hebben? Indien druivenlezers tot u gekomen zijn, laten zij immers een nalezing over.6 Hoe is Ezau doorzocht! hoe zijn zijn schatkamers doorsnuffeld!7 Tot de grenzen hebben u verdreven al uw bondgenoten; u hebben bedrogen, u overmocht, al uw goede vrienden; die uw brood aten spanden u strikken, terwijl gij geen doorzicht hadt.8 Zal ik niet te dien dage, spreekt de Heer, de wijzen uit Edom doen omkomen? het doorzicht uit Ezau's gebergte wegnemen?9 Zullen dan niet uw helden, Teman, verschrikt zijn; opdat elk hunner uitgeroeid worde uit Ezau's gebergte?
10 Omdat gij uw broeder Jakob vermoord, omdat gij tegen hem geweld gepleegd hebt, zal schaamte u bedekken en zult gij voorgoed uitgeroeid worden.11 Op den dag waarop gij stondt toe te zien, toen vreemden zijn rijkdom wegsleepten, buitenlanders zijn poorten waren binnengedrongen, en over Jeruzalem het lot wierpen, zijt gij ook als een van hen geweest.12 Zie niet naar den ongeluksdag uws broeders. den dag van zijn tegenspoed; verheug u niet over Juda's zonen ten dage van hun ondergang, voer geen hoog woord ten dage hunner benauwdheid.13 Kom de poort mijns volks niet binnen ten dage van zijn val, sta ook gij niet te zien naar zijn rampspoed ten dage van zijn val, sla de hand niet aan zijn rijkdom ten dage van zijn val.14 Ga niet staan op den kruisweg om zijn vluchtelingen om te brengen, lever de van hem overgeblevenen niet uit op den dag der benauwdheid.15 Want nabij is de dag des Heeren over alle volken: zoals gij gedaan hebt zal u gedaan worden; wat gij verricht hebt zal op uw hoofd neerkomen.16 Zoals mijn volk gedronken heeft op mijn heiligen berg, zullen alle volken voortdurend drinken; drinken zullen zij en slorpen, totdat zij geworden zijn als wie nooit bestaan hebben.
17 Maar op den berg Sion zal een wijkplaats zijn, hij zal heilig wezen, en het huis Jakob zal zijn voormalige bezitting weer bezetten.18 Zo zal het huis Jakob een vuur, het huis Jozef een vlam zijn, terwijl het huis Ezau tot kaf wordt; zij zullen het in brand steken en verteren; zodat van het huis Ezau niemand overblijft; want de Heer heeft het gesproken.19 Dan zal het Zuiden Ezau's gebergte in bezit nemen, de Laagte het land der Filistijnen, zij zullen Efraims en Samarie's veld bezetten, en Benjamin Gilead.20 De ballingen van dezen voormuur der Israelieten zullen het land der Kanaanieten tot Sarefath, en die van Jeruzalem in Sefarad de steden van het Zuiden in bezit nemen.21 En redders op den berg Sion zullen optrekken om Ezau's gebergte te richten, en aan den Heer zal de heerschappij toevallen.