Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Numeri 24

1 Maar Bileam zag dat het goed in 's Heeren oog was Israel te zegenen, en hij ging dus niet weder, als de vorige keren, heen om wichelarij te plegen, maar richtte zijn blik naar de woestijn.2 Toen nu Bileam zijn ogen opsloeg en Israel stamsgewijze gelegerd, zag, kwam Gods geest op hem:3 hij hief zijn spreuk aan en zeide: De godspraak van Bileam, den zoon van Beor, de godspraak van den man met het gesloten oog,4 de godspraak van den hoorder van Gods woorden, den kenner van des Allerhoogsten wetenschap, die gezichten van den Machtige aanschouwt, terwijl hij nederligt met ontsloten oog.5 Hoe goed zijn uw tenten, o Jakob, uw woningen, o Israel,6 als palmen die zich uitstrekken, als tuinen aan een rivier, als eiken die de Heer geplant heeft, als cederen aan het water.7 Water vliet uit zijn emmers; zijn zaaisel heeft water in overvloed. Hoger dan Agag is zijn koning, en verheven zijn koningschap.8 God is het die hem uit Egypte voerde; hij heeft de hoogheid van den woudos: hij verteert natien die hem vijandig zijn, breekt haar beenderen, verbrijzelt haar lenden.9 Hij heeft zich gekromd, zich nedergelegd als een leeuw, als een leeuwin; wie durft hem doen opstaan? Wie u zegent zij gezegend, Wie u vloekt zij vervloekt.

10 Toen ontstak Balak in toorn tegen Bileam en sloeg hij de handen ineen. En Balak zeide tot Bileam: Om mijn vijanden te verwensen heb ik u ontboden, en gij hebt hen, zowaar, tot driemaal toe gezegend.11 Pak u dan voort naar uw woonplaats. Ik heb beloofd u overvloedig te zullen eren, maar zie, de Heer heeft u de eer onthouden!12 Hierop zeide Bileam tot Balak: Ik heb immers reeds aan de gezanten die gij tot mij gezonden hebt gezegd:13 Al gaf Balak mij zijn huis vol zilver en goud, ik kan niets doen in strijd met den last van den Heer: niets, goed noch kwaad, uit mijn eigen hart. Wat de Heer spreken zal, dat zal ik spreken.14 Zo ga ik dan heen naar mijn volk; maar welaan, laat mij u tot uw waarschuwing voorspellen wat dit volk later aan het uwe doen zal!

15 Toen hief hij zijn spreuk aan en zeide: De godspraak van Bileam, den zoon van Beor, de godspraak van den man met het gesloten oog,16 de godspraak van den hoorder van Gods woorden, den kenner van des Allerhoogsten wetenschap, die gezichten van den Machtige aanschouwt, terwijl hij nederligt met ontsloten oog.17 Ik zie hem, maar niet in het heden, ik aanschouw hem, maar niet nu aanstonds. Een star treedt te voorschijn uit Jakob, een schepter staat op uit Israel; hij verplettert Moabs slapen, den schedel aller oorlogszuchtigen.18 Ook zal Edom een wingewest zijn, een wingewest zal zijn vijand Ezau wezen, terwijl Israel kracht oefent.19 Heersen zal hij uit Jakob en uit zijn stad de ontkomenen te gronde richten.20 Voorts Amalek ziende, hief hij zijn spreuk aan en zeide: Der natien keur is Amalek, maar ten laatste is hij ten ondergang gedoemd.21 En de Kenieten ziende, hief hij zijn spreuk aan en zeide: Onwrikbaar zij uw woonplaats, in de rots gebouwd uw nest,22 toch zal Kain ter afweiding zijn, totdat Assur u weg voert.23 Daarna hief hij zijn spreuk aan en zeide: Wee! Wie zal leven langer dan God hem geeft?24 Schepen van den kant der Kittiers! zij zullen Assur vernederen; zij zullen Eber vernederen; ook hij is ten ondergang gedoemd.25 Toen maakte Bileam zich op, ging heen en keerde weder naar zijn woonplaats. Ook Balak ging zijns weegs.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile