Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Numeri 21

1 Toen de Kanaaniet, de koning van Arad, die in het zuiden woonde, hoorde dat Israel den weg naar Atharim had ingeslagen, oorloogde hij tegen Israel en voerde enigen uit het volk als gevangenen weg.2 Hierop legde Israel deze gelofte aan den Heer af: Indien gij dit volk in mijn hand geeft, zal ik hun steden met den ban slaan.3 En de Heer verhoorde Israel en gaf de Kanaanieten in hun hand; waarop zij hen en hun steden met den ban sloegen en de plaats Horma noemden.

4 Toen braken zij op van den berg Hor, in de richting der Schelfzee, om het land van Edom om te trekken.5 Maar het volk werd onderweg mismoedig en sprak onbeschoft tegen God en Mozes: Waarom hebt gij ons uit Egypte opgevoerd om in de woestijn te sterven? Want er is brood noch water, en wij walgen van dit ellendige voedsel.6 Hierop zond de Heer op het volk vergiftige slangen af, die het beten; zodat veel volks van Israel stierf.7 En het volk kwam tot Mozes en zeide: Wij hebben gezondigd, door onbeschoft tegen den Heer en u te spreken; bid tot den Heer, dat hij van ons die slangen verwijdere. Dientengevolge bad Mozes voor het volk,8 en de Heer zeide tot hem: Maak zulk een slang en zet die op een staak. leder die gebeten is en daarnaar ziet zal in het leven blijven.9 Toen maakte Mozes een koperen slang en plaatste die op een staak; wanneer nu een slang iemand had gebeten en hij zag naar de koperen slang, dan bleef hij in leven.

10 De Israelieten braken op en legerden zich te Oboth.11 Zij braken op uit Oboth en legerden zich in Ijje-haabarim, in de woestijn die voor Moab, ten oosten van dit land, ligt.12 Van daar braken zij op en legerden zich in het dal van den Zered.13 Van daar braken zij op en legerden zich aan de overzijde van den Arnon, die in de woestijn is en uit het grondgebied der Amorieten komt; want de Arnon was de grens van Moab, tussen de Moabieten en de Amorieten.14 Daarom wordt gezegd in het boek van 's Heeren oorlogen: Waheb in Sufa en de beken, den Arnon,15 en de helling der beken die naar de streek van Ar neigt en leunt aan het grondgebied van Moab.16 Van daar naar Beer. Dit is de put waarvan de Heer tot Mozes zeide: Verzamel het volk, dat ik hun water geve.17 Toen zong Israel dit lied: Borrel op, put; zingt hem ter ere een beurtzang.18 Gij put dien de vorsten groeven, dien de edelen des volks boorden, met den heerschersstaf, met hun stokken; uit de woestijn een geschenk! Van Beer naar Nahaliel;19 van Nahaliel naar Bamoth,20 van Bamoth naar het dal in het veld van Moab, welk dal zich uitstrekt van den top van den Pisga, die over de wildernis heen ziet.

21 En Israel zond gezanten tot Sihon, den koning der Amorieten, met het verzoek:22 Laat mij door uw land trekken! Wij zullen niet, van den weg af, over akker of wijngaard gaan noch putwater drinken; den koninklijken weg zullen wij houden, zolang wij door uw grondgebied trekken.23 Maar Sihon stond Israel niet toe door zijn grondgebied te trekken, en Sihon verzamelde geheel zijn volk, toog de woestijn in, Israel tegemoet, kwam te Jahas en oorloogde tegen Israel.24 En Israel sloeg hem met het scherp des zwaards en nam zijn land in bezit, van den Arnon tot den Jabbok, tot aan de Ammonieten; want sterk was de grens der Ammonieten.25 Toen nam Israel al die steden in en vestigde zich in al de steden der Amorieten, in Hesbon en al haar onderhoorige plaatsen;26 want Hesbon was de stad van Sihon, den koning der Amorieten en hij had oorlog gevoerd met den vorigen koning van Moab en geheel zijn land, van den Jabbok tot den Arnon, veroverd.27 Daarom zeggen de spreukendichters: Komt naar Hesbon! Gebouwd en bevestigd worde Sihons stad!28 Want een vuur ging uit van Hesbon, een vlam van Sihons veste; zij verteerde Moabs steden, de bewoners van Arnons hoogten.29 Wee u, Moab, verloren zijt gij, volk van Kamos! Zijn zonen heeft hij tot vluchtelingen gemaakt, zijn dochters tot krijgsgevangenen van den koning der Amorieten Sihon.30 Hun kroost is te gronde gericht van Hesbon tot Dibon, hun vrouwen, terwijl het vuur werd aangeblazen tot Medeba.31 Toen Israel zich dan in het land der Amorieten gevestigd had,32 liet Mozes Jaezer verspieden, nam het met de onderhoorige plaatsen in en verdreef de Amorieten die daar woonden.33 Vervolgens keerden zij zich en trokken op in de richting van Bazan. En Og, de koning van Bazan, toog met geheel zijn volk tegen hen uit ten strijde, naar Edrei.34 En de Heer zeide tot Mozes: Vrees hem niet; want ik heb hem, zijn gehele volk en zijn land, in uw hand gegeven; gij zult met hem handelen zoals gij met Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gehandeld hebt.35 En zij sloegen hem, zijn zonen en geheel zijn volk, totdat hij niemand meer over had, en namen zijn land in bezit.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile