Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Nehemia 5

1 Eens ontstond er een groot geroep van het volk, mannen en vrouwen, tegen hun broeders, de Joden.2 Sommigen zeiden: Wij, met onze zonen en dochters, zijn talrijk; wij moeten koorn hebben om te eten en in het leven te blijven.3 Anderen zeiden: Onze akkers, wijngaarden en huizen moeten wij verpanden om koorn te verkrijgen in den duren tijd.4 Weder anderen zeiden: Wij hebben op onze akkers en wijngaarden geld opgenomen voor de belasting aan den koning.5 Welnu, ons lijf is zo goed als dat van onze broeders, onze kinderen zijn zo goed als die van hen, en toch moeten wij onze zonen en dochters tot slaven maken; ja, van onze dochters zijn er reeds enige slavinnen geworden, zonder dat wij er iets tegen vermogen, daar onze akkers en wijngaarden in andere handen zijn overgegaan.

6 Ik ontroerde hevig, toen ik hun geroep en deze woorden hoorde,7 overlegde de zaak bij mijzelf en zeide verwijtend tot de edelen en regenten: Vordert gij van elkander schulden in? En ik belegde tegen hen een grote vergadering,8 waarin ik tot hen zeide: Wij hebben onze Joodse broeders die aan de heidenen verkocht waren, voor zover onze middelen toelieten, losgekocht, en nu zoudt gij weder uw broeders verkopen, en zij zouden aan ons verkocht worden? Zij zwegen en konden niet antwoorden.9 Toen zeide ik: Het is niet goed wat gij doet. Moest gij niet in de vreze van onzen God wandelen om den hoon van de volken, onze vijanden?10 Ook ikzelf, mijn broeders en mijn gevolg; wij hebben geld en koorn van hen te vorderen; wij willen die schuldvordering laten varen.11 Geeft hun nog heden hun akkers, wijngaarden, olijventuinen en huizen terug, alsmede de schuldvordering van geld of koorn, most of olie, welke gij aan hen hebt.12 Hierop zeiden zij: Wij zullen het teruggeven en de schuld niet van hen invorderen; wij zullen doen zoals gij zegt. Nu riep ik de priesters en nam hun den eed af dat zij alzo doen zouden.13 Ook schudde ik mijn kleed uit en zeide: Zo schudde God ieder die dit woord niet gestand doet uit zijn huis en vermogen, en zo zij hij uitgeschud en ledig! Hierop zeide de ganse vergadering: Amen--en prees den Heer. En het volk deed naar dit woord.

14 Ook heb ik, van den dag af dat de koning mij heeft aangesteld om in het land Juda hun landvoogd te zijn, van het twintigste tot het twee en dertigste jaar van koning Artahsjasta, twaalf jaren lang, evenmin als mijn broeders, het brood van den landvoogd gegeten.15 De vroegere landvoogden, zij die mij voorgegaan zijn, hadden het volk zware lasten opgelegd en van hen voor brood en wijn dagelijks veertig sikkels zilver genomen; ook hadden de lieden van hun gevolg den baas gespeeld over het volk. Maar ik heb zo niet gedaan, uit vrees voor God.16 Ook heb ik den bouw van dezen muur ondersteund, en geen stuk grond hebben wij genomen, terwijl toch al de lieden van mijn gevolg daar bij het werk verzameld waren.17 Voorts had ik van de Joden en de regenten, die van de omwonende volken tot ons kwamen, honderd vijftig aan mijn tafel.18 Wat voor elken dag werd toebereid--een rund, zes uitgelezen stuks kleinvee en gevogelte--dat werd op mijn kosten toebereid alsmede wat telkens voor tien dagen van allerlei wijnen in overvloed werd ingeslagen; met dat al heb ik het brood van den landvoogd niet begeerd, omdat de dienst zwaar op dit volk drukte.19 Gedenk, o mijn God, mij ten goede alwat ik voor dit volk gedaan heb.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile