the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Micha 2
1 Wee hun die op iets slechts zinnen op hun legersteden, het volbrengen des morgens in het volle licht; want het staat in hun macht:2 zij begeren akkers en roven ze; huizen, en nemen ze weg; door afpersing maken zij zich meester van den man en zijn huis, van den eigenaar en zijn erfdeel.3 Daarom, zo spreekt de Heer, zie, ik zin tegen dit geslacht op een kwaad, een waaruit gij uw hals niet bevrijden kunt, en waaronder gij niet in staat zijt rechtop te gaan; want een kwade tijd zal het zijn.4 Te dien dage zal men van u een lied zingen en dit klaaglied aanheffen: Verloren zijn wij, verloren! De akkers van mijn volk worden bij de maat weggeschonken, en men geeft het die niet terug. Aan hen die ons wegvoeren wordt ons veld uitgedeeld;5 dies zal men voor ons geen meetsnoer bij loting meer werpen.
6 "Laat toch in 's Heeren gemeente uw reden niet stromen! Neen, zij mogen daarover hun reden niet laten stromen; het smalen houdt niet op!7 Is het huis Jakob verstoten? Is de Heer mismoedig geworden? Zijn dit zijn daden? Brengen niet zijn woorden Israel geluk aan?"8 Als gisteren is mijn volk: het staat als vijand op tegen hem met wien het in vrede leeft; berooft van klederen niets kwaads vermoedende voorbijgangers, lieden die de oorlogswapenen gebroken hebben;9 de vrouwen mijns volks verdrijft gij uit het huis dat haar lief is, gij neemt van haar kinderen voorgoed den opschik weg.10 Staat op en gaat heen! want hier is voor u geen rustplaats; wegens verontreiniging zult gij gewelddadig te gronde, ja, te gronde gaan.11 Indien een man die met wind en valsheid aankomt hun voorliegt: Over wijn en sterken drank zal ik voor u mijn reden doen stromen--dat is een prediker voor dit volk. --
12 Herzamelen, herzamelen wil ik gans Jakob, bijeen brengen, bijeenbrengen het overschot van Israel; bij elkaar zal ik het zetten, als schapen in een omheining, als een kudde te midden ener kooi, waar het vanwege de menschenmenigte gonzen zal.13 De belhamel gaat voor hen uit; zij breken los, door de poort heen, naar buiten; hun koning voor hen uit, de Heer aan hun spits.