the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Mattheüs 8
1 Toen hij van den berg afgedaald was, volgden hem vele scharen.2 Daar trad een melaatse op hem toe, viel voor hem neer en zeide: Heer, indien gij wilt, kunt gij mij reinigen.3 En Jezus strekte de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil het; wees gereinigd. Dadelijk was de melaatsheid gereinigd.4 En Jezus zeide tot hem: Wacht u er voor dit aan iemand te zeggen; maar ga u aan den priester vertonen en offer de gave die Mozes heeft voorgeschreven, tot een getuigenis voor hen.
5 Toen hij in Kapernaum kwam, trad een hoofdman op hem toe met de bede:6 Heer, mijn knecht ligt thuis verlamd, in hevige pijnen.7 Hij zeide tot hem: Ik zal komen en hem genezen.8 Maar de hoofdman antwoordde: Heer, ik ben niet waard dat gij onder mijn dak zoudt komen. Spreek slechts een woord; dan zal mijn knecht genezen.9 Immers, ik ben ook iemand onder anderen bevel en heb onder mij soldaten, en zeg ik tot een van hen: Ga dan gaat hij, en tot een ander: Kom dan komt hij, en tot mijn slaaf: Doe dit dan doet hij het.10 Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich en zeide tot hen die hem volgden: Voorwaar, ik zeg u, in Israel heb ik bij niemand een zo groot geloof gevonden.11 Ik zeg u, velen zullen komen van Oost en West en aanliggen met Abraham, Izaak en Jakob in het Koninkrijk der hemelen;12 terwijl de zonen des koninkrijks uitgeworpen worden in de buitenste duisternis; daar zal geween en tandengeknars zijn.13 En tot den hoofdman zeide Jezus: Ga heen. U geschiede overeenkomstig uw geloof. Terzelfder ure genas de knecht.
14 Toen Jezus eens in het huis van Petrus kwam, zag hij diens schoonmoeder met zware koorts te bed liggen;15 hij raakte haar hand aan, en de koorts verliet haar; zij stond op en bediende hem.16 En in den laten avond bracht men vele bezetenen tot hem, en hij wierp de geesten uit door het uitspreken van een woord en genas alle zieken;17 opdat vervuld zou worden wat door den profeet Jezaja gesproken is: Hij heeft onze zwakheden opgenomen en de ziekten gedragen.
18 Toen Jezus een schare rondom zich zag, beval hij over te steken.19 Nu trad een schriftgeleerde op hem toe en zeide: Meester, ik zal u volgen waarheen gij ook gaat.20 Maar Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen.21 Een ander zijner leerlingen zeide tot hem: Heer, sta mij toe eerst mijn vader te gaan begraven.22 Maar Jezus zeide tot hem: Volg mij en laat de doden hun doden begraven.
23 Toen hij in het schip was gegaan, volgden hem zijn leerlingen.24 En zie, de zee werd zeer onstuimig, zodat de golven over het schip sloegen. Maar hij sliep.25 Zij gingen dan hem wakker maken en zeiden: Help, Heer, wij vergaan!26 Maar hij zeide tot hen: Waarom zijt gij bevreesd, kleingelovigen? Toen stond hij op, bestrafte wind en zee, en het werd zeer stil.27 De mensen verbaasden zich en zeiden: Wat voor een man is deze, dat zelfs winden en zee hem gehoorzamen!
28 Toen hij aan de overzijde in het land der Gadarenen gekomen was, ontmoetten hem twee bezetenen, die uit de graven tevoorschijn kwamen, zeer gevaarlijke mensen, zodat niemand dien weg langs kon gaan.29 En zij schreeuwden hem toe: Wat hebt gij met ons te maken, Zoon Gods? Zijt gij hier gekomen om ons voor den tijd te pijnigen?30 Er weidde nu ver weg een talrijke kudde zwijnen.31 De duivelen smeekten hem dan: Indien gij ons uitwerpt, zend ons dan in die kudde zwijnen.32 En hij zeide tot hen: Vaart uit! En nauwelijks waren zij in de zwijnen gevaren, of daar stormde de gehele kudde, de steilte af, in zee en kwam in het water om.33 Zij die ze weidden namen de vlucht en gingen in de stad alles, ook dat van de bezetenen, vertellen.34 Toen liep de gehele stad uit, Jezus tegemoet, en zodra zij hem zagen, verzochten zij hem dringend hun grondgebied te verlaten.