the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Mattheüs 6
1 Zorgt er voor uw goede werken niet te doen voor de mensen om in het oog te vallen; anders hebt gij geen aanspraak op loon bij uw Vader in de hemelen.2 Wanneer gij dus aalmoezen geeft, bazuin het niet voor u uit, zoals de huichelaars in de synagogen en op straat doen om door de mensen geprezen te worden; voorwaar, ik zeg u, daarmee hebben zij hun loon al ontvangen.3 Maar gij, wanneer gij aalmoezen geeft, dan wete uw linkerhand niet wat uw rechter doet;4 opdat uw aalmoes verborgen blijve. En uw Vader, die het verborgene doorziet, zal het u vergelden.
5 En wanneer gij bidt, moet gij niet zijn als de huichelaars; want zij staan gaarne in de synagogen en op de hoeken der pleinen te bidden om den mensen in het oog te vallen. Voorwaar, ik zeg u, zij hebben hun loon al ontvangen.6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit de deur en bid dan tot uw Vader, die in het verborgene is, en uw Vader, die het verborgene doorziet, zal het u vergelden.7 Wanneer gij bidt, zult gij geen woordenvloed gebruiken, zoals de heidenen doen; die toch menen door hun breedsprakigheid verhoord te worden.8 Weest hun dan niet gelijk; want uw Vader weet wat gij behoeft voordat gij Hem bidt.
9 Gij dan bidt aldus: Onze Vader, die in de hemelen zijt! Geheiligd worde uw naam;10 kome uw Koninkrijk; uw wil worde volbracht, gelijk in den hemel zo ook op aarde.11 Geef ons heden ons brood voor morgen.12 Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij onzen schuldenaren vergeven hebben.13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Boze.14 Want indien gij den mensen hun misslagen vergeeft, zal ook uw hemelse Vader u vergeven;15 maar indien gij den mensen niet vergeeft, zal uw Vader ook u uw misslagen niet vergeven.
16 Wanneer gij vast, zet geen somber gezicht, zoals de huichelaars; want zij maken hun aangezicht ontoonbaar om den mensen te tonen dat zij vasten. Voorwaar, ik zeg u, zij hebben hun loon ontvangen.17 Maar gij, als gij vast, doe olie op uw hoofd en was uw aangezicht;18 opdat de mensen niet bemerken dat gij vast, maar uw Vader, die in het verborgene is. En uw Vader, die het verborgene doorziet, zal het u vergelden.
19 Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest vernielen en dieven inbreken en stelen.20 Maar verzamelt u schatten in den hemel, waar mot noch roest vernielt en dieven inbreken noch stelen.21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.22 Het oog is de lamp van het lichaam. Is dus uw oog gezond, dan is uw gehele lichaam verlicht;23 maar is het ziek, dan is uw gehele lichaam in het duister. Indien dan uw inwendig licht verduisterd is, hoe groot moet die duisternis zijn!24 Niemand kan twee heren dienen; want hij moet of den enen haten en den anderen liefhebben, of den enen aanhangen en den anderen minachten. Gij kunt niet God dienen en den Mammon.
25 Daarom zeg ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten of drinken, noch voor uw lichaam, waarmee gij u kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam dan de kleding?26 Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien noch maaien en zamelen niet in schuren op, en uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij niet veel meer waard?27 Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen?28 En wat zijt gij bezorgd voor kleding! Let er op, hoe de lelien des velds wassen: zij arbeiden noch spinnen,29 en ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn luister niet gekleed was als een van deze.30 Indien dan God het gras des velds, dat er heden nog is en morgen in den oven geworpen wordt, zo kleedt, zal Hij het u niet veeleer doen, kleingelovigen?31 Zegt dan niet in uw bezorgdheid: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden?32 Want naar dat alles zoeken de heidenen. Uw hemelse Vader weet wel dat gij dat alles nodig hebt.33 Zoekt eerst zijn Koninkrijk en de gerechtigheid die Hem behaagt, en dat alles zal als een toegift u geschonken worden.34 Weest dan niet bezorgd voor morgen; morgen mag voor zichzelf zorgen! Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen plagen.