the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Lukas 5
1 Eens, toen de schare om hem heen drong en naar het woord Gods luisterde, terwijl hij aan het meer van Gennezaret stond,2 zag hij twee boten aan den oever liggen; de vissers waren er uit gegaan en spoelden de netten.3 Hij ging in een der boten, die aan Simon behoorde, en verzocht hem een weinig van het land af te steken. Nu ging hij op het vaartuig zitten en leerde van daar af de schare.4 En toen hij zijn toespraak beeindigd had, zeide hij tot Simon: Steek van den oever af en werp de netten voor de vangst uit.5 Simon antwoordde: Meester, den gehelen nacht hebben wij ondanks al onze moeite niets gevangen; maar op uw woord zal ik de netten uitwerpen.6 En toen zij dit gedaan hadden, vingen zij in een trek zoveel vissen dat de netten scheurden.7 Zij wenkten hun makkers in de andere boot om hen te komen helpen. Die kwamen, en nu vulden zij beide boten tot zinkens toe.8 Toen Simon Petrus dit zag, viel hij voor Jezus voeten neer en zeide: Ga weg van mij, Heer; want ik ben een zondig man.9 Want ontzetting had hem en allen die met hem waren aangegrepen wegens de menigte vissen die zij gevangen hadden.10 Evenzo Jacobus en Johannes, de zonen van Zebedeus, die ook onder de metgezellen van Simon waren. En Jezus zeide tot Simon: Vrees niet; van nu af zult gij mensen vangen.11 Toen brachten zij de boten aan land en volgden hem, alles achterlatend.
12 Een ander maal, terwijl hij in een dier steden zich ophield, was daar een man, van hoofd tot voeten melaats, die, zodra hij Jezus zag, zich op zijn aangezicht neerwierp en hem smeekte: Heer, indien gij wilt, kunt gij mij reinigen!13 En Jezus strekte de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil het; wees gereinigd. Dadelijk week de melaatsheid van hem.14 Jezus verbood hem dit aan iemand te zeggen, maar--ga u aan den priester vertonen en breng voor uw reiniging een offer, zoals Mozes, hun tot een getuigenis, heeft voorgeschreven.15 Doch te meer verbreidde zich het gerucht over hem, en kwamen veel scharen samen om hem te horen en van hun ziekten genezen te worden;16 maar hij trok zich terug in de eenzaamheid en bad.
17 Op zekeren dag was hij bezig met onderwijs geven, terwijl Farizeen en wetgeleerden, die uit allerlei dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem gekomen waren, er bij zaten, en God gaf hem macht om te genezen.18 Daar brachten enige mannen op een bed een mens die verlamd was en trachtten hem binnen te brengen en voor hem neer te leggen;19 toen zij vanwege de menigte geen kans zagen hem binnen te brengen, klommen zij op het dak en lieten hem, met het bed, tussen de dakpannen door, op de plaats voor Jezus neer.20 Toen Jezus hun geloof zag, zeide hij: Mens, uw zonden zijn u vergeven.21 En de schriftgeleerden en Farizeen begonnen bij zichzelf te vragen: Wie is die man, die zulke godslasteringen uitspreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?22 Maar Jezus werd gewaar wat in hen omging en gaf hun ten antwoord: Wat overlegt gij bij uzelf?23 Wat is lichter, te zeggen: Uw zonden zijn vergeven--of te zeggen: Sta op en loop?24 Opdat gij dan moogt weten dat de Mensenzoon de macht heeft op aarde zonden te vergeven--toen sprak hij tot den verlamde: Ik zeg u, sta op, neem uw bed op en ga naar huis.25 Aanstonds stond hij voor aller oog op, nam het bed waarop hij gelegen had op en ging, God lovend, naar zijn huis.26 Allen waren ontzet, prezen God en zeiden, vol vrees: Wij hebben heden ongelooflijke dingen gezien.
27 Toen hij na dezen eens uitging, viel zijn oog op een tollenaar, Levi genaamd, die aan het belastingkantoor zat, en zeide hij tot hem: Volg mij.28 En hij liet alles liggen, stond op en volgde hem.29 Toen richtte Levi voor hem in zijn huis een groten maaltijd aan, waarbij een talrijke menigte tollenaars en andere mensen mee aanlagen.30 De Farizeen dan en hun schriftgeleerden zeiden morrend tot zijn leerlingen: Waarom eet en drinkt gij met de tollenaren en zondaren?31 En Jezus gaf hun ten antwoord: De gezonden behoeven geen geneesheer, maar de zieken.32 Ik ben niet gekomen om rechtschapenen te roepen, maar zondaars tot bekering.33 Enigen zeiden tot hem: De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en doen gebeden; desgelijks die der Farizeen; maar de uwe eten en drinken.34 Jezus zeide tot hen: Gij kunt toch niet de bruiloftsgasten doen vasten terwijl de bruidegom bij hen is?35 De dagen zullen komen, wanneer de bruidegom van hen is weggenomen; dan zullen zij vasten, in die dagen.36 Toen vertelde hij hun een gelijkenis, dat niemand een lap uit een nieuw kleed scheurt en op een oud kleed zet. Anders verscheurt hij het nieuwe, en op het oude past het stuk niet dat van het nieuwe is genomen.37 Ook giet niemand jongen wijn in oude zakken; anders scheurt de jonge wijn de zakken; zelf vloeit hij weg, en de zakken gaan te loor.38 Maar jongen wijn moet men in nieuwe zakken gieten.39 Ook begeert niemand die ouden pleegt te drinken nieuwen; want hij zegt: De oude is voortreffelijk.