Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Lukas 18

1 Hij zeide tot hen de volgende gelijkenis om hen te leren dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen:2 Er was in zekere stad een rechter die God niet vreesde en geen mens ontzag.3 Ook was in die stad een weduwe, die tot hem kwam en zeide: Verschaf mij recht tegen mijn vijand.4 Een tijdlang wilde hij niet; maar daarna zeide hij bij zichzelf: Hoewel ik God niet vrees en mij aan geen mens stoor,5 zal ik, omdat die weduwe mij lastigvalt, haar recht verschaffen; anders komt zij mij eindelijk nog in het gezicht slaan.6 En de Heer zeide: Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt!7 Zou God dan geen recht verschaffen aan zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen? Zou Hij daarmee talmen?8 Ik zeg u dat Hij hun spoedig recht verschaffen zal. Maar zal de Mensenzoon, wanneer hij komt, wel het geloof op aarde vinden?

9 Hij zeide, met het oog op sommigen die vertrouwden dat zijzelf deugzaam waren en al de anderen minachtten, deze gelijkenis:10 Twee mensen gingen naar den tempel op om te bidden; de een was een Farizeer, de ander een tollenaar.11 De Farizeer ging staan en bad bij zichzelf aldus: O God, ik dank U dat ik niet ben als de andere mensen, rovers, oneerlijken, echtbrekers, of ook als die tollenaar;12 ik vast tweemaal in de week en geef tienden van alwat ik bezit.13 En de tollenaar bleef op een afstand staan en wilde zelfs de ogen niet naar den hemel opheffen, maar sloeg zich op de borst en zeide: O God, wees mij, zondaar, genadig.14 Ik zeg u, deze ging naar zijn huis meer gerechtvaardigd dan gene; want ieder die zichzelf verhoogt zal vernederd, wie zich vernedert zal verhoogd worden.

15 Eens bracht men kinderen tot hem met het verzoek hen aan te raken; en toen de leerlingen dit zagen, weerden zij hen af.16 Maar Jezus riep hen tot zich en zeide: Laat de kinderen vrij tot mij komen en verhindert hen niet; want aan dezulken behoort het Koninkrijk Gods.17 Voorwaar, ik zeg u, wie het Koninkrijk Gods niet als een kind aanneemt zal er niet binnengaan.

18 Een aanzienlijk man begon hem eens te vragen: Goede meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beerven?19 Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij mij goed? Niemand is goed dan God alleen.20 Gij kent de geboden: Gij zult geen overspel doen, niet doden, niet stelen, geen vals getuigenis afleggen, eer uw vader en uw moeder.21 Hij zeide: Dat alles heb ik van mijn jeugd af onderhouden.22 Toen Jezus dit hoorde, zeide hij tot hem: Nog een ding ontbreekt u. Verkoop alwat gij hebt en deel het uit aan de armen; dan zult gij een schat in den hemel bezitten, en kom dan, volg mij.23 Maar toen hij dit hoorde, werd hij zeer bedroefd; want hij was zeer rijk.24 Toen Jezus hem zo zag, zeide hij: Hoe zwaar valt het voor hen die geld hebben het Koninkrijk Gods in te gaan,25 het is lichter dat een kameel door het oog van een naald gaat dan dat een rijke in het Koninkrijk Gods komt.26 Hierop zeiden zijn hoorden: Maar wie kan dan behouden worden?27 Hij zeide: Wat onmogelijk is bij mensen is mogelijk bij God.28 Toen zeide Petrus: Zie, wij hebben het onze verlaten en zijn u gevolgd.29 Hij zeide tot hen: Voorwaar, ik zeg u, er is niemand die ter wille van het Koninkrijk Gods verlaten heeft huis, vrouw, broeders, ouders of kinderen30 die niet veel meer in deze wereld zal ontvangen en in de toekomende het eeuwige leven.

31 Eens nam hij de Twaalve ter zijde en zeide tot hen: Wij gaan nu op naar Jeruzalem, en alwat door de profeten over den Mensenzoon geschreven is zal in vervulling komen;32 want hij zal aan de heidenen overgeleverd, bespot, mishandeld en bespuwd worden;33 zij zullen hem geeselen en doden; en op den derden dag zal hij opstaan.34 Zij begrepen hiervan niets; het woord was hun duister, en zij verstonden niet wat gezegd werd.

35 Toen zij Jericho naderden, zat daar een blinde aan den weg, bedelend.36 Toen deze de schare hoorde voorbijgaan, vroeg hij wat dat was.37 Men vertelde hem dat Jezus de Nazoreer voorbij ging.38 Toen riep hij: Jezus, zoon Davids, erbarm u over mij!39 Zij die vooruitliepen bevalen hem te zwijgen. Maar hij riep te luider: Zoon Davids, erbarm u over mij!40 En Jezus stond stil, beval den man bij zich te brengen en vroeg hem toen hij nader gekomen was:41 Wat wilt gij dat ik u doe? Hij zeide: Heer, laat mij weer kunnen zien.42 En Jezus zeide tot hem: Gij kunt weer zien; uw geloof heeft u behouden.43 Dadelijk kreeg hij het gezicht terug en volgde hem, God lovende. En het gehele volk gaf bij dien aanblik eer aan God.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile