Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jozua 9

1 Toen al de koningen aan de overzijde van den Jordaan het hoorden, op het gebergte, in de laagte en langs het ganse strand der Grote Zee naar den Libanon toe, de Hittieten en Amorieten, de Kanaanieten en Perizzieten, de Hiwwieten en Jebuzieten,2 zo verzamelden zij zich om met vereende krachten Jozua en Israel te bestrijden.

3 Maar de inwoners van Gibeon, horende wat Jozua met Jericho en Ai gedaan had,4 namen van hun kant een list te baat: zij gingen heen en maakten reisbenodigdheden gereed, namen versleten voederzakken voor hun ezels mede en versleten wijnzakken, gescheurd en weder samengebonden,5 deden versleten en opgelapte schoenen aan de voeten en versleten klederen aan het lijf, terwijl al het brood voor hun teerkost uitgedroogd en verkruimeld was.6 Zo trokken zij naar Jozua in het kamp te Gilgal, en zeiden tot hem en de mannen van Israel: Wij komen uit een ver land; sluit dus met ons een verbond.7 Maar de mannen van Israel zeiden tot de Hiwwieten: Wellicht woont gij in ons midden; hoe zouden wij dan een verbond met u sluiten?8 Zij zeiden tot Jozua: Wij zijn uw dienaren--waarop Jozua hun vroeg: Wie zijt gij en van waar komt gij?9 Zij antwoordden hem: Uw dienaren zijn uit een zeer ver land gekomen om den naam van den Heer, uw god; want wij hebben van hem horen gewagen: van alwat hij in Egypte gedaan heeft10 en van alwat hij gedaan heeft aan de beide koningen der Amorieten aan de overzijde van den Jordaan, Sihon, den koning van Hesbon, en Og, den koning van Bazan, te Astaroth.11 Daarom zeiden onze oudsten en al onze landgenoten tot ons: Neemt teerkost voor de reis met u mede, gaat hun tegemoet en zegt tot hen: Wij zijn uw dienaren; sluit dan met ons een verbond.12 Hier is ons brood; wij hebben het warm van huis medegenomen, toen wij naar u op reis gingen, en zie, nu is het uitgedroogd en tot kruim geworden;13 en hier zijn de wijnzakken, die nog nieuw waren toen wij ze vulden; ze zijn nu gescheurd; en hier zijn onze klederen en schoenen; ze zijn versleten van de zeer lange reis.14 Toen namen de mannen van hun teerkost, en zij raadpleegden den Heer niet.

15 En Jozua knoopte vriendschapsbetrekkingen met hen aan en sloot met hen een verbond dat hij hen in het leven zou laten; de vorsten der gemeente beloofden het hun onder eede.16 Drie dagen nu nadat zij met hen een verbond hadden gesloten hoorden zij dat zij uit hun naaste omgeving waren en in hun midden woonden.17 Toen de Israelieten waren opgebroken, kwamen zij den derden dag bij hun steden, welke waren: Gibeon, Kefira, Beeroth en Kirjath-jearim.18 Doch de Israelieten versloegen hen niet, daar de vorsten der gemeente hun een eed hadden gezworen bij den Heer, den god van Israel. Daarom morde de ganse gemeente tegen de vorsten;19 maar dezen zeiden tot de ganse gemeente: Wij hebben hun een eed gezworen bij den Heer, Israels god; daarom mogen wij de hand niet aan hen slaan.20 Aldus zullen wij met hen handelen: wij zullen hen in het leven laten; opdat geen gramschap over ons losbreke wegens den eed dien wij hun gezworen hebben.21 Toen bepaalden de vorsten te hunnen aanzien: Zij mogen in het leven blijven. En zij werden houthakkers en waterdragers voor de ganse gemeente, zoals de vorsten omtrent hen hadden bevolen.

22 Toen ontbood Jozua hen en sprak tot hen aldus: Waarom hebt gij ons bedrogen door te zeggen: Wij wonen zeer ver van u verwijderd--terwijl gij in ons midden uw woonplaatsen hebt?23 Daarom, weest vervloekt! Steeds zullen er uit uw afstammelingen slaven zijn, houthakkers en waterdragers aan het huis mijns gods.24 Zij antwoordden Jozua en zeiden: Toen uw dienaren werd medegedeeld wat de Heer, uw god, aan zijn dienstknecht Mozes als zijn wil had bekend gemaakt, dat hij u het ganse land geven en alle inwoners des lands voor u uit verdelgen zou, zijn wij zeer bevreesd geworden dat gij ons het leven benemen zoudt; daarom hebben wij dit gedaan.25 Nu dan, wij zijn in uw hand; doe met ons zoals goed en recht is in uw oog.26 En hij deed aldus met hen en redde hen uit de hand der Israelieten, dat zij hen niet doodden.27 En Jozua maakte hen te dien dage tot houthakkers en waterdragers voor de gemeente en voor het altaar van den Heer, tot op dezen dag, aan de plaats die hij zou uitkiezen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile