Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Johannes 13

1 Het was de dag voor het Paaschfeest. Jezus wist dat de ure gekomen was waarop hij uit deze wereld zou overgaan tot den Vader, en daar hij de zijnen die in de wereld waren liefhad, betoonde hij hun zijn liefde tot het einde toe.2 Op een maaltijd dan--de Duivel had reeds Judas Simonszoon van Iskariot in het hart gegeven hem over te leveren--3 daar staat Jezus, in het bewustzijn dat de Vader alles in zijn hand had gesteld, en dat hij van God was uitgegaan en tot God zou terugkeren,4 van den maaltijd op, legt zijn klederen af, neemt een doek, omgordt er zich mee,5 giet daarna water in een bekken en begint de voeten van zijn leerlingen te wassen en af te drogen met den doek waarmee hij omgord is.6 Als hij bij Simon Petrus komt, zegt deze: Heer zoudt gij mij de voeten wassen?7 Jezus gaf hem ten antwoord: Wat ik doe begrijpt gij nu nog niet, maar zult gij later inzien.8 Petrus zeide tot hem: In der eeuwigheid zult gij mij de voeten niet wassen. Jezus antwoordde hem: Indien ik u de voeten niet was, hebt gij geen deel aan mij.9 Simon Petrus zeide tot hem: Heer, niet alleen mijn voeten, maar ook handen en hoofd!10 Jezus zeide tot hem: Wie zich gebaad heeft heeft niet nodig zich te wassen, behalve de voeten, maar is geheel rein. En gij zijt rein, maar niet allen.11 Want hij wist, wie hem zou overleveren. Daarom zeide hij: Gij zijt niet allen rein.12 Toen hij hun voeten gewassen, zijn klederen aangedaan had en weer was gaan aanliggen, zeide hij hun: Begrijpt gij wat ik u gedaan heb?13 Gij noemt mij meester en heer, en doet het terecht, want ik ben het.14 Indien dan ik, de heer en meester, uw voeten gewassen heb, dan zijt gij ook verplicht elkanders voeten te wassen.15 Want een voorbeeld heb ik u gegeven; opdat gij zoudt doen zoals ik gedaan heb.16 Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, een slaaf is niet meer dan zijn heer, een gezant niet meer dan zijn zender.17 Indien gij dit weet, zalig gij zo gij het doet.

18 Wat ik zeg geldt niet van u allen; ik weet wie ik uitverkoren heb; maar de Schrift moet vervuld worden: Hij die mijn brood eet heeft zijn hiel tegen mij opgeheven.19 Reeds nu zeg ik het u, voordat het geschiedt; opdat gij moogt geloven dat ik het ben.20 Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, wie een dien ik zenden zal ontvangt ontvangt mij, en wie mij ontvangt ontvangt mijn Zender.21 Toen Jezus dit gezegd had, werd hij innerlijk ontroerd en getuigde: Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, een van u zal mij overleveren.22 De leerlingen zagen elkander radeloos aan: wien bedoelde hij?23 Een zijner leerlingen lag in zijn schoot aan, hij dien Jezus liefhad.24 Simon Petrus gaf dezen een wenk en zeide tot hem: Zeg ons, wien bedoelt hij?25 Deze boog zich achterover tegen de borst van Jezus en zeide tot hem: Heer, wien bedoelt gij?26 Jezus antwoordde hem: Hem aan wien ik een stuk brood, na het ingedoopt te hebben, zal geven. Toen nam hij een stuk brood en gaf het aan Judas Simonszoon van Iskariot.27 En hiermee voer de Satan in hem. Jezus zeide tot hem: Wat gij doet doe het spoedig.28 Niemand der gasten begreep, met welk doel hij hem dit zeide.29 Want sommigen meenden dat Jezus, omdat Judas de kas hield, hem zeide: Koop wat wij nodig hebben voor het feest; of dat hij aan de armen iets moest geven.30 Hij nam het stuk brood aan en ging naar buiten. En het was nacht.

31 Toen hij heengegaan was, zeide Jezus: Nu is de Mensenzoon verheerlijkt en God door hem.32 Indien God door hem verheerlijkt is, zal God ook hem door Zich verheerlijken, en wel spoedig.33 Kinderen, nog een korten tijd ben ik bij u; gij zult mij zoeken, en zoals ik aan de Joden gezegd hebt: Waarheen ik ga kunt gij niet komen--zoo zeg ik het thans ook aan u.34 Een nieuw gebod geef ik u: Dat gij elkander liefhebt; zoals ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkander liefhebben.35 Hieraan zullen allen weten dat gij mijn leerlingen zijt indien gij liefde onder elkander hebt.

36 Simon Petrus zeide tot hem: Heer, waar gaat gij heen? Jezus antwoordde: Waarheen ik ga kunt gij mij nu niet volgen; later zult gij mij volgen.37 Petrus zeide tot hem: Heer, waarom kan ik u nu niet volgen? Mijn leven wil ik voor u prijsgeven.38 Jezus antwoordde: Zult gij uw leven voor mij prijsgeven? Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, de haan zal niet kraaien voordat gij mij driemaal verloochend hebt.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile