the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Johannes 12
1 Zes dagen voor Pasen kwam Jezus in Bethanie, waar Lazarus, dien Jezus uit de doden had opgewekt, woonde.2 Zij bereidden hem daar een maaltijd; Martha bediende, en Lazarus was een dergenen die met hem aanlagen.3 Toen nam Maria een pond echte kostbare narduszalf, zalfde daarmee Jezus voeten en droogde met heur haar zijn voeten af. Het huis werd vervuld van den geur der zalf.4 Nu zeide Judas van Iskariot, een zijner leerlingen, die hem overleveren zou:5 Waarom is die zalf niet verkocht voor driehonderd sikkelen en dat geld aan de armen gegeven?6 Dit zeide hij, niet omdat de armen hem na aan het hart lagen, maar omdat hij een dief was en, daar hij de kas hield, wegnam wat er in werd gedaan.7 Jezus zeide: Hinder haar niet; laat zij het bewaren voor den dag mijner begrafenis;8 want de armen hebt gij altijd bij u, mij niet.9 Toen men vernam dat hij daar was, kwam er een grote menigte Joden, niet alleen om Jezus, maar ook om Lazarus te zien, dien hij uit de doden opgewekt had.10 Maar de overpriesters maakten het plan ook Lazarus te doden,11 omdat vele Joden hem gingen zien en dan in Jezus geloofden.
12 Toen den volgenden dag de talrijke schare die tot het feest was opgegaan hoorde dat Jezus naar Jeruzalem kwam,13 namen zij palmtakken, gingen hem tegemoet en riepen: Hozanna, gezegend met den naam des Heeren zij hij die komt, Israels koning!14 Jezus vond een ezel en ging er op zitten, zoals geschreven staat:15 Vrees niet, dochter Sions, uw koning komt, gezeten op het veulen ener ezelin.16 Dit begrepen de leerlingen eerst niet, maar toen Jezus verheerlijkt was, herinnerden zij zich dat dit van hem geschreven stond en zij hem dit hadden gedaan.17 De schare die hem vergezelde getuigde dat hij Lazarus uit het graf geroepen en hem uit de doden opgewekt had.18 Juist daarom kwam hem een schare tegemoet, omdat zij gehoord hadden dat hij dat wonder gedaan had.19 Daarom zeiden de Farizeen onder elkander: Gij ziet dat gij niet vordert. Zie de wereld loopt hem achterna.
20 Onder hen die opgingen om op het feest te aanbidden waren enige Grieken;21 dezen kwamen tot Filippus--die afkomstig was uit Bethsaida in Galilea--en vroegen hem: Heer, wij willen Jezus zien.22 Filippus zeide dit aan Andreas; toen gingen Andreas en Filippus het aan Jezus zeggen.23 Jezus antwoordde hun: De ure is gekomen waarin de Mensenzoon verheerlijkt wordt.24 Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, indien de tarwekorrel niet in den grond valt en sterft, blijft zij alleen; maar sterft zij, dan draagt zij veel vrucht.25 Wie zijn leven liefheeft verliest het, en wie zijn leven haat in deze wereld zal het bewaren voor het eeuwige leven.26 Indien iemand mij dient, moet hij mij volgen, en waar ik ben, daar zal ook mijn dienaar zijn: indien iemand mij dient, zal de Vader hem eren.
27 Nu is mijn ziel ontroerd, en wat zal ik zeggen? Vader, verlos mij uit deze ure? Maar daarvoor ben ik in deze ure gekomen.28 Vader, verheerlijk uw naam. Toen kwam een stem uit den hemel: Ik heb hem verheerlijkt en zal hem weer verheerlijken.29 De schare die daarbij stond en het hoorde zeide dat het een donderslag was; anderen zeiden: Een engel heeft tot hem gesproken.30 Jezus antwoordde: Niet voor mij heeft deze stem geklonken, maar voor u.31 Nu wordt het oordeel over deze wereld voltrokken; nu zal de Overste dezer wereld buitengeworpen worden;32 En ik zal, wanneer ik verhoogd word van de aarde allen tot mij trekken.33 Dit zeide hij om aan te duiden welken dood hij sterven zou.34 De schare antwoordde hem: Wij hebben uit de wet gehoord dat de Christus tot in eeuwigheid blijft; hoe kunt gij dan zeggen dat de Mensenzoon verhoogd moet worden? Wie is die Mensenzoon?35 Jezus antwoordde hun: Nog een korten tijd is het licht in uw midden. Gaat in het licht zolang gij het hebt; opdat de duisternis u niet overvalle. Wie in de duisternis gaat weet niet waarheen hij gaat.36 Gelooft in het licht zolang gij het licht hebt; opdat gij zonen des lichts moogt worden. Zo sprak Jezus, en daarna ging hij heen en werd aan hun oog onttrokken.
37 En hoewel hij zulke grote wonderen voor hun ogen had gedaan, geloofden zij niet in hem;38 opdat het woord dat de profeet Jezaja gesproken heeft vervuld werd: Heer, wie heeft onze prediking gehoord en aan wien is de arm des Heeren openbaar geworden?39 Zij konden ook niet geloven, omdat Jezaja op een andere plaats zeide:40 Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard; opdat zij niet zouden zien met de ogen en begrijpen met het hart en zich bekeren, en Ik hen genezen.41 Zo sprak Jezaja omdat hij zijn heerlijkheid zag en over hem sprak,
42 Evenwel, zelfs uit de overheidspersonen geloofden velen in hem, maar uit vrees voor de Farizeen kwamen zij er niet voor uit, opdat zij niet uit de synagogen zouden gebannen worden;43 want zij verkozen de eer bij de mensen boven de eer bij God.
44 Jezus predikte met luide stem: Wie in mij gelooft gelooft niet in mij, maar in mijn Zender,45 en wie mij ziet ziet mijn Zender.46 Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat ieder die in mij gelooft niet in de duisternis blijve.47 En indien iemand mijn woorden hoort en ze niet bewaart, ik oordeel hem niet; want ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden.48 Wie mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt heeft zijn rechter: het woord dat ik gesproken heb, dat zal hem vonnissen ten laatsten dage.49 Want ik heb niet gesproken uit mijzelf, maar de Vader, die mij gezonden heeft heeft mij voorgeschreven wat ik moet zeggen en spreken.50 En ik weet dat zijn bevel het eeuwige leven is. Wat ik dus zeg, dat zeg ik zo als de Vader mij bevolen heeft.