Read the Bible

¹ Bildad van Sjuah antwoordde en zeide:² Hoelang zult gij op deze wijze spreken, en zullen de woorden van uw mond aan een hevigen wind gelijk zijn?³ Zou God het recht verdraaien? zou de Machtige gerechtigheid vervalsen?⁴ Indien uw kinderen tegen hem gezondigd hebben, heeft hij hen aan hun wangedrag overgeleverd.⁵ Maar als gij naar God uitziet en u smekend tot den Machtige wendt,⁶ dan zal hij, indien gij zuiver en rechtschapen zijt, zich over u opmaken en uw gerechte woning herstellen;⁷ dan zal uw vorige staat gering schijnen, uw latere zeer hoog zijn.

⁸ Immers, doe navraag bij een vorig geslacht, let op hetgeen hun vaderen hebben nagevorst--⁹ want wij zijn van gisteren en hebben geen kennis, daar onze dagen op aarde een schaduw zijn.¹⁰ Zij, zij zullen u leren, zij het u zeggen, uit hun hart zullen zij spreuken voortbrengen:¹¹ Schiet de bies op buiten een moeras? groeit het rietgras buiten het water?¹² Nog is het in vollen bloei, mag nog niet afgesneden worden, daar verdort het, vroeger dan enig ander gras!¹³ Zo vergaat het allen die God vergeten, en loopt de hoop des goddelozen op niets uit;¹⁴ zijn betrouwen is een herfstdraad, het voorwerp van zijn toeverlaat een spinneweb:¹⁵ steunt hij op zijn huis, het houdt niet, grijpt hij er zich aan vast, het blijft niet staan.¹⁶ Daar staat hij saprijk in de zon, over den hof waarin hij zich bevindt spreiden zijn scheuten zich uit,¹⁷ over steenhopen kronkelen zich zijn wortels, tussen stenen boort hij door;¹⁸ maar rukt men hem van zijn plaats weg, dan verloochent deze hem: Ik heb u nooit gezien.¹⁹ Zie, zo gaat het met de vreugde zijns levens, en uit het stof spruit een ander voort.

²⁰ Zie, God acht den brave niet gering, en vat de kwaaddoeners niet bij de hand.²¹ Straks vervult hij uw mond met lachen, uw lippen met gejuich.²² Uw haters hullen zich in schaamte, en de tent der goddelozen is weg.