Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jeremia 4

1 Indien gij wederkeert, Israel, spreekt de Heer, tot mij wederkeert, uw gruwelen wegdoet uit mijn ogen, en niet afzwerft,2 maar naar waarheid, recht en billijkheid zweert: Zo waar als de Heer leeft! dan zullen natien met zijn naam zich zegen toebidden en met zijn naam zich beroemen.

3 Want zo spreekt de Heer tot de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem: Ontgint u een akker, en zaait niet op doornen!4 Besnijdt u ter ere van den Heer, en doet de voorhuid uws harten weg, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem; opdat niet mijn verbolgenheid zich als vuur een uitweg bane, en brande zonderdat iemand blust, vanwege de boosheid uwer handelingen.

5 Meldt het in Juda, verkondigt het te Jeruzalem, en zegt: Steekt de bazuin in den lande! Roept met luider stem en zegt: Verzamelt u, en laten wij in de versterkte steden gaan!6 Trekt met opgestoken banier naar Sion; bergt u, staat niet stil! Want ik doe onheil komen uit het noorden, en een grote breuke.7 Een leeuw is opgekomen uit zijn kreupelhout, een volkenverderver opgebroken, uitgetrokken uit zijn plaats om uw land tot een woestenij te maken; uw steden worden tot puinhopen, onbewoond.8 Daarom, omgordt u met rouwkleederen, bedrijft misbaar en weeklaagt; want 's Heeren blakende toorn heeft zich niet van ons afgewend.9 Te dien dage, spreekt de Heer zullen de koning en de vorsten radeloos zijn, de priesters ontzet, de profeten verbijsterd staan.10 Toen zeide ik: Helaas, Heere God, waarlijk, gij hebt dit volk en Jeruzalem schromelijk misleid, zeggend: Gij zult vrede hebben--en zie, het zwaard raakt aan het leven.11 Te dier tijd zal het van dit volk en van Jeruzalem heten: een gloeiende wind van de kale plekken in de woestijn is het gedrag van de dochter mijns volks, een wind niet om te wannen noch om te zuiveren;12 een hevige wind waait van hen mij tegen. Thans zal ik op mijn beurt het vonnis over hen uitspreken.13 Zie, als een wolkgevaarte komt hij op, als een wervelwind zijn zijn wagens, vlugger dan arenden zijn paarden; wee ons! wij zijn der verdelging prijsgegeven.14 Was uw hart rein van boosheid, Jeruzalem; opdat gij gered moogt worden. Hoelang nog zullen boze overleggingen in uw boezem huizen?15 Want, hoor! men meldt uit Dan, men verkondigt van Efraims gebergte onheil.16 Aan Sion is bericht: Daar zijn zij! over Jeruzalem is verkondigd: Daar komen vijanden uit verren lande; zij hebben tegen Juda's steden de stem verheven;17 als wachters van een veld hebben zij haar omsingeld; omdat zij tegen mij weerspannig is geweest, spreekt de Heer.18 Uw handel en wandel heeft u dit berokkend; dat komt nu van uw boosheid! Bitter toch is het; want het raakt aan uw hart.

19 Mijn binnenste, mijn binnenste! ik lijd smart aan de wanden mijns harten; hoe bonst mijn hart! ik kan niet zwijgen; want mijn ziel hoort steeds het geschal der bazuin, het geschreeuw van den krijg.20 De ene breuke volgt op de andere; want het ganse land is der verdelging prijsgegeven; plotseling zijn mijn tenten verdelgd, in een oogwenk al mijn gordijnen.21 Hoelang nog moet ik de banier zien, het geschal der bazuin horen?22 Want mijn volk is dwaas: mij kennen zij niet; onverstandige kinderen zijn het, van doorzicht verstoken; zij zijn kundig in het kwaaddoen, maar goedhandelen, dat verstaan zij niet.23 Ik zag naar de aarde--zij was een baaierd; naar den hemel--zijn licht was er niet;24 ik zag naar de bergen--zij daverden, en alle heuvelen schudden dooreen;25 ik zag toe--mensen waren er niet, en al het gevogelte des hemels was weggevlogen;26 ik zag toe--de gaard was woestijn, en alle steden waren in puinhopen verkeerd, vanwege den Heer, vanwege zijn blakenden toorn.27 Want zo zegt de Heer: Een wildernis zal het ganse land zijn, ofschoon ik het niet volslagen te gronde zal richten.28 Daarover rouwe de aarde en worde de hemel daarboven verduisterd; want ik heb het gezegd en er niet weer van afgezien, ik heb het beraamd en zal er niet van terugkomen.29 Voor het geluid der ruiters en boogschutters gaat het ganse land op de vlucht: men verbergt zich in de spelonken en klimt op de rotsen; elke stad is verlaten, niemand woont er meer in.30 En gij, ter verdelging bestemde, wat zult gij doen? Al kleedt gij u in purper, al tooit gij u met gouden sieradien, al verwijdt gij uw ogen met blanketsel, het is vergeefs dat gij u opschikt; uw boelen versmaden u, zij staan u naar het leven.31 Want ik hoor gekerm als van een die weeen heeft, angstkreten als van een die voor het eerst baart; het is Sions dochter, die naar adem hijgt, de handen uitbreidt: Wee mij! machteloos ben ik aan moordenaars overgeleverd.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile