Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jeremia 33

1 Het woord des Heeren nu kwam ten tweeden male tot Jeremia, terwijl hij nog opgesloten was in den gevangenhof:2 Zo zegt de Heer, de maker der aarde, die haar formeerde om haar vast te zetten; Heer is zijn naam:3 Roep tot mij, zo zal ik u antwoorden, en u grote dingen meedelen, geheimen, die gij niet wist.4 Want zo zegt de Heer, Israels god, aangaande de huizen dezer stad en de paleizen van Juda's koningen, prijsgegeven aan de belegeringswallen en het zwaard:5 De Chaldeen komen om te strijden en ze te vullen met de lijken der mensen die ik in mijn toorn en mijn verbolgenheid heb verslagen, en om wier boosheid ik mijn aangezicht voor deze stad verborgen heb.6 Zie, ik doe voor haar opkomen heelvlees en genezing, en ik zal haar genezen; ik zal haar ontdekken de paden van vrede en duurzaamheid.7 Het lot van Juda en van Israel zal ik wenden en hen opbouwen als weleer;8 ik zal hen reinigen van al de schuld die zij tegenover mij op zich hebben geladen, al de ongerechtigheden en den afval hun vergeven waaraan zij tegenover mij schuldig staan.9 En zij zal mij worden tot roem en vreugd, lof en glorie, bij alle volken der aarde, die, horend wat al goeds ik hun doe, zullen beven en sidderen van al het goede en al den vrede dien ik hun schenk.

10 Zo zegt de Heer: In deze streek, waarvan gij zegt: Zij ligt woest, zonder mensen of vee--in Juda's steden en Jeruzalems straten, die verwoest zijn, zonder mensen, zonder inwoners of vee, zal men wederom horen11 de tonen van blijdschap en vroolijkheid, de tonen van bruidegom en bruid, de tonen van hen die zeggen: Looft den Heer der heirscharen; want de Heer is goed; want eeuwig duurt zijn goedertierenheid! terwijl zij lofoffers brengen in het huis des Heeren. Want ik zal het lot des lands wenden, als weleer, zegt de Heer.12 Zo zegt de Heer der heirscharen: Wederom zal in deze streek, die woest ligt, zonder mens of vee, en in al haar steden, een woonstede zijn voor herders die de kudden doen legeren;13 in de steden van het Gebergte, van de Laagte en van het Zuiden, in het land van Benjamin, in Jeruzalems omstreken en Juda's steden zullen wederom de kudden aan den teller voorbijtrekken, zegt de Heer.14 Zie, de dagen komen, spreekt de Heer, dat ik de belofte zal gestanddoen, aangaande het huis Israel en het huis Juda gedaan:15 In die dagen en te dier tijd zal ik van David een rechtschapen spruit doen uitlopen, die recht en gerechtigheid zal oefenen in den lande.16 In die dagen zal Juda gered worden en Jeruzalem onbezorgd wonen, en men zal het noemen: De Heer is onze gerechtigheid.

17 Want zo zegt de Heer: Nooit zal een afstammeling van David ontbreken om te zitten op den troon van het huis Israel.18 En nooit zal voor mijn aangezicht een Levietisch priester ontbreken om een brandoffer te doen opstijgen, een meeloffer te ontsteken, een slachtoffer te brengen; neen, nooit.19 Het woord des Heeren kwam tot Jeremia:20 Zo zegt de Heer: Indien mijn verbond met den dag en den nacht kan tenietgedaan worden, zodat het niet meer is dag en nacht, elk op zijn tijd,21 dan zal ook mijn verbond met mijn dienaar David worden tenietgedaan, zodat hij geen zoon meer heeft die koning is op zijn troon, en dat met de priesterlijke Levieten, die mij dienen.22 Evenals het heir des hemels niet geteld en het zand der zee niet gemeten kan worden, zo zal ik het nakroost van mijn dienaar David vermenigvuldigen, en de Levieten, die mij dienen.23 Het woord des Heeren kwam tot Jeremia:24 Hebt gij niet opgemerkt, wat dat volk heeft gezegd: De beide geslachten welke de Heer had uitverkoren, die heeft hij versmaad? Zo hoonen zij mijn volk, dat het geen natie meer voor mijn aangezicht zou zijn.25 Zo zegt de Heer: Indien ik niet mijn verbond met den dag en den nacht, niet de inzettingen van hemel en aarde gestanddoe,26 dan zal ik ook het nakroost van Jakob en van mijn dienaar David versmaden, zodat ik niet meer uit zijn kroost neem die heersen over het kroost van Abraham, Izaak en Jakob. Want ik zal hun lot wenden en mij hunner erbarmen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile