the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jeremia 27
1 In het begin der regering van Sedekia, den zoon van Jozia, den koning van Juda kwam van den Heer dit woord tot Jeremia:2 Aldus zeide de Heer tot mij: Maak u banden en jukhouten, en doe ze aan uw hals;3 zend ze dan aan de koningen van Edom, van Moab, van de Ammonieten, van Tyrus en van Sidon, door hun gezanten die te Jeruzalem bij Sedekia, den koning van Juda, gekomen zijn,4 en geef dezen de volgende opdracht aan hun gebieders: Zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god: Aldus zult gij spreken tot uw gebieders:5 Ik heb door mijn grote kracht en mijn uitgestrekten arm de aarde, met alwat van mens en vee op den aardbodem is, gemaakt en geef haar aan wien het mij goeddunkt.6 Welnu, ik heb al deze landen in de hand van mijn dienaar Nebukadnesar, den koning van Babel, gegeven; zelfs het gedierte des velds heb ik hem gegeven, opdat het hem diene.7 23.jer.nl.lie.ot.map027:008 En het volk en het koninkrijk dat zijn hals niet voegt in het juk van Babels koning, dat volk zal ik met het zwaard, den honger en de pest straffen, zegt de Heer, totdat zij verdelgd zijn door zijn hand.9 Gij dan, luistert niet naar uw profeten, waarzeggers, dromers, orakelaars en tovenaars, als zij tot u zeggen: Gij zult den koning van Babel niet dienen!10 Want zij profeteren u leugen; opdat zij u verwijderen van uw grond, ik u wegdrijf en gij omkomt.11 Maar de natie die haar hals steekt in het juk van Babels koning en hem dient, die zal ik op haar grond laten blijven, spreekt de Heer, en zij zal dien bebouwen en bewonen.
12 En tot Sedekia, den koning van Juda, heb ik desgelijks gesproken: Steekt uw hals in het juk van Babels koning, dient hem en zijn volk; zo zult gij in leven blijven.13 Waarom zoudt gij en uw volk sterven door het zwaard, den honger en de pest, waarmee de Heer het volk dat den koning van Babel niet dienen wil heeft bedreigd?14 Luistert dan niet naar de woorden der profeten die tot u zeggen: Gij zult den koning van Babel niet dienen--want zij geven u een leugenprofetie.15 Ik toch heb hen niet gezonden, spreekt de Heer, maar zij profeteren in mijn naam leugenachtig; opdat ik u wegdrijf en gij, met de profeten die u profetieen geven, omkomt.16 En tot de priesters en dit ganse volk heb ik aldus gesproken: Zo zegt de Heer: Luistert niet naar de woorden uwer profeten die u profeteren: Zie de vaten des tempels worden thans weldra uit Babel teruggebracht--want zij geven u een leugenprofetie.17 Luistert niet naar hen; dient Babels koning; zo zult gij in leven blijven. Waarom zou deze stad een bouwval worden?18 En indien zij werkelijk profeten zijn en het woord des Heeren bij hen is, laten zij dan den Heer der heirscharen dringend smeken dat de vaten die in den tempel, in het paleis van Juda's koning en te Jeruzalem zijn overgebleven niet naar Babel gaan.19 Want zo zegt de Heer der heirscharen van de zuilen, de zee, de onderstellen en het overschot der vaten die in deze stad zijn overgebleven,20 van alwat Nebukadnesar, de koning van Babel, niet heeft meegenomen, toen hij Jechonja, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, uit Jeruzalem wegvoerde:21 23.jer.nl.lie.ot.map027:022 zij zullen naar Babel gebracht worden en daar blijven tot den tijd dat ik er naar omzie, spreekt de Heer, ze opvoer en terugbreng naar deze plaats.span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="jer.27.1" class="versetxt">1 In het begin der regering van Sedekia, den zoon van Jozia, den koning van Juda kwam van den Heer dit woord tot Jeremia:2 Aldus zeide de Heer tot mij: Maak u banden en jukhouten, en doe ze aan uw hals;3 zend ze dan aan de koningen van Edom, van Moab, van de Ammonieten, van Tyrus en van Sidon, door hun gezanten die te Jeruzalem bij Sedekia, den koning van Juda, gekomen zijn,4 en geef dezen de volgende opdracht aan hun gebieders: Zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god: Aldus zult gij spreken tot uw gebieders:5 Ik heb door mijn grote kracht en mijn uitgestrekten arm de aarde, met alwat van mens en vee op den aardbodem is, gemaakt en geef haar aan wien het mij goeddunkt.6 Welnu, ik heb al deze landen in de hand van mijn dienaar Nebukadnesar, den koning van Babel, gegeven; zelfs het gedierte des velds heb ik hem gegeven, opdat het hem diene.7 23.jer.nl.lie.ot.map027:008 En het volk en het koninkrijk dat zijn hals niet voegt in het juk van Babels koning, dat volk zal ik met het zwaard, den honger en de pest straffen, zegt de Heer, totdat zij verdelgd zijn door zijn hand.9 Gij dan, luistert niet naar uw profeten, waarzeggers, dromers, orakelaars en tovenaars, als zij tot u zeggen: Gij zult den koning van Babel niet dienen!10 Want zij profeteren u leugen; opdat zij u verwijderen van uw grond, ik u wegdrijf en gij omkomt.11 Maar de natie die haar hals steekt in het juk van Babels koning en hem dient, die zal ik op haar grond laten blijven, spreekt de Heer, en zij zal dien bebouwen en bewonen.
12 En tot Sedekia, den koning van Juda, heb ik desgelijks gesproken: Steekt uw hals in het juk van Babels koning, dient hem en zijn volk; zo zult gij in leven blijven.13 Waarom zoudt gij en uw volk sterven door het zwaard, den honger en de pest, waarmee de Heer het volk dat den koning van Babel niet dienen wil heeft bedreigd?14 Luistert dan niet naar de woorden der profeten die tot u zeggen: Gij zult den koning van Babel niet dienen--want zij geven u een leugenprofetie.15 Ik toch heb hen niet gezonden, spreekt de Heer, maar zij profeteren in mijn naam leugenachtig; opdat ik u wegdrijf en gij, met de profeten die u profetieen geven, omkomt.16 En tot de priesters en dit ganse volk heb ik aldus gesproken: Zo zegt de Heer: Luistert niet naar de woorden uwer profeten die u profeteren: Zie de vaten des tempels worden thans weldra uit Babel teruggebracht--want zij geven u een leugenprofetie.17 Luistert niet naar hen; dient Babels koning; zo zult gij in leven blijven. Waarom zou deze stad een bouwval worden?18 En indien zij werkelijk profeten zijn en het woord des Heeren bij hen is, laten zij dan den Heer der heirscharen dringend smeken dat de vaten die in den tempel, in het paleis van Juda's koning en te Jeruzalem zijn overgebleven niet naar Babel gaan.19 Want zo zegt de Heer der heirscharen van de zuilen, de zee, de onderstellen en het overschot der vaten die in deze stad zijn overgebleven,20 van alwat Nebukadnesar, de koning van Babel, niet heeft meegenomen, toen hij Jechonja, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, uit Jeruzalem wegvoerde:21 23.jer.nl.lie.ot.map027:022 zij zullen naar Babel gebracht worden en daar blijven tot den tijd dat ik er naar omzie, spreekt de Heer, ze opvoer en terugbreng naar deze plaats.span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="jer.27.1" class="versetxt">1 In het begin der regering van Sedekia, den zoon van Jozia, den koning van Juda kwam van den Heer dit woord tot Jeremia:2 Aldus zeide de Heer tot mij: Maak u banden en jukhouten, en doe ze aan uw hals;3 zend ze dan aan de koningen van Edom, van Moab, van de Ammonieten, van Tyrus en van Sidon, door hun gezanten die te Jeruzalem bij Sedekia, den koning van Juda, gekomen zijn,4 en geef dezen de volgende opdracht aan hun gebieders: Zo zegt de Heer der heirscharen, Israels god: Aldus zult gij spreken tot uw gebieders:5 Ik heb door mijn grote kracht en mijn uitgestrekten arm de aarde, met alwat van mens en vee op den aardbodem is, gemaakt en geef haar aan wien het mij goeddunkt.6 Welnu, ik heb al deze landen in de hand van mijn dienaar Nebukadnesar, den koning van Babel, gegeven; zelfs het gedierte des velds heb ik hem gegeven, opdat het hem diene.7 23.jer.nl.lie.ot.map027:008 En het volk en het koninkrijk dat zijn hals niet voegt in het juk van Babels koning, dat volk zal ik met het zwaard, den honger en de pest straffen, zegt de Heer, totdat zij verdelgd zijn door zijn hand.9 Gij dan, luistert niet naar uw profeten, waarzeggers, dromers, orakelaars en tovenaars, als zij tot u zeggen: Gij zult den koning van Babel niet dienen!10 Want zij profeteren u leugen; opdat zij u verwijderen van uw grond, ik u wegdrijf en gij omkomt.11 Maar de natie die haar hals steekt in het juk van Babels koning en hem dient, die zal ik op haar grond laten blijven, spreekt de Heer, en zij zal dien bebouwen en bewonen.
12 En tot Sedekia, den koning van Juda, heb ik desgelijks gesproken: Steekt uw hals in het juk van Babels koning, dient hem en zijn volk; zo zult gij in leven blijven.13 Waarom zoudt gij en uw volk sterven door het zwaard, den honger en de pest, waarmee de Heer het volk dat den koning van Babel niet dienen wil heeft bedreigd?14 Luistert dan niet naar de woorden der profeten die tot u zeggen: Gij zult den koning van Babel niet dienen--want zij geven u een leugenprofetie.15 Ik toch heb hen niet gezonden, spreekt de Heer, maar zij profeteren in mijn naam leugenachtig; opdat ik u wegdrijf en gij, met de profeten die u profetieen geven, omkomt.16 En tot de priesters en dit ganse volk heb ik aldus gesproken: Zo zegt de Heer: Luistert niet naar de woorden uwer profeten die u profeteren: Zie de vaten des tempels worden thans weldra uit Babel teruggebracht--want zij geven u een leugenprofetie.17 Luistert niet naar hen; dient Babels koning; zo zult gij in leven blijven. Waarom zou deze stad een bouwval worden?18 En indien zij werkelijk profeten zijn en het woord des Heeren bij hen is, laten zij dan den Heer der heirscharen dringend smeken dat de vaten die in den tempel, in het paleis van Juda's koning en te Jeruzalem zijn overgebleven niet naar Babel gaan.19 Want zo zegt de Heer der heirscharen van de zuilen, de zee, de onderstellen en het overschot der vaten die in deze stad zijn overgebleven,20 van alwat Nebukadnesar, de koning van Babel, niet heeft meegenomen, toen hij Jechonja, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, uit Jeruzalem wegvoerde:21 23.jer.nl.lie.ot.map027:022 zij zullen naar Babel gebracht worden en daar blijven tot den tijd dat ik er naar omzie, spreekt de Heer, ze opvoer en terugbreng naar deze plaats.