Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jeremia 25

1 Het woord dat tot Jeremia kwam aangaande het ganse volk Juda, in het vierde jaar van Jojakim, den zoon van Jozia, den koning van Juda--het eerste jaar van Nebukadresar, den koning van Babel--2 hetwelk de profeet Jeremia tot het ganse volk Juda en al de inwoners van Jeruzalem heeft gesproken:3 Van het dertiende jaar van Jozia, den zoon van Amon, den koning van Juda, tot heden, nu drie en twintig jaren lang, is het woord des Heeren tot mij gekomen, en heb ik tot u gesproken onverdroten; doch gij hebt niet geluisterd.4 De Heer zond tot u al zijn dienaren, de profeten, onverdroten--doch gij hebt niet geluisterd noch uw oor geneigd tot luisteren--5 met de woorden: Bekeert u toch van uw slechten weg en de boosheid uwer handelingen; zo zult gij blijven wonen op den grond dien de Heer aan u en uw vaderen heeft gegeven, eeuw in eeuw uit.6 En loopt geen andere goden na, ze dienend en u voor hen neerwerpend, en tergt mij niet met uwer handen maaksel; opdat ik u geen leed doe.7 Doch gij hebt niet naar mij geluisterd, spreekt de Heer; om mij te tergen met uwer handen maaksel, u ten verderve.

8 Daarom spreekt de Heer der heirscharen aldus: Omdat gij naar mijn woorden niet geluisterd hebt,9 ga ik ontbieden mijn dienaar Nebukadresar, den koning van Babel, en zal ik halen al de volksstammen van het noorden, spreekt de Heer, en hen brengen over dit land en zijn bewoners en over al de omwonende volken, die ik met den ban zal slaan en stellen tot een voorwerp van ontzetting, gesis en eeuwigdurenden smaad.10 Ik zal bij hen doen verdwijnen de tonen van blijdschap en vroolijkheid, de tonen van bruidegom en bruid, den geur der mirre en het schijnsel der lamp.11 Dit ganse land zal een puinhoop en een woestenij worden, en deze volken zullen den koning van Babel zeventig jaren dienen.12 Maar zodra zeventig jaren verlopen zijn, zal ik verhalen op den koning van Babel en op dat volk, spreekt de Heer, hun schuld, ook op het land der Chaldeen, dat ik tot een eeuwigdurende wildernis maken zal.13 En ik zal over dat land al mijn woorden doen komen die ik er tegen gesproken heb--alwat geschreven is in dit boek, wat Jeremia tegen al de volken heeft geprofeteerd.14 Want ook zij zullen door machtige volken en grote koningen dienstbaar gemaakt zijn; zo zal ik hun vergelden naar hun doen, naar hunner handen werk.

15 Want zo sprak de Heer, Israels god, tot mij: Neem dezen beker met schuimenden wijn uit mijn hand, en laat al de volken tot wie ik u zend dien drinken;16 zij zullen drinken, waggelen, als razenden worden vanwege het zwaard dat ik onder hen zend.17 Toen nam ik den beker uit 's Heeren hand en liet al de volken tot wie hij mij gezonden had drinken:18 Jeruzalem, benevens de steden, koningen en vorsten van Juda, om hen te maken tot een woestenij, tot een voorwerp van ontzetting, gesis en vervloeking, gelijk het is te dezen dage;19 voorts Farao, den koning van Egypte, met zijn dienaren, zijn vorsten, zijn ganse volk20 en al het volk van gemengden bloede; al de koningen van het land Us, en al de koningen van het land der Filistijnen: Askelon, Gaza, Ekron en het overschot van Asdod;21 ook Edom, Moab en de Ammonieten;22 al de koningen van Tyrus, die van Sidon en die van het kustland, aan de overzijde der zee;23 Dedan, Tema, Buz en allen die zich de slapen kaalscheren;24 al de koningen van Arabie, die in de woestijn wonen;25 al de koningen van Zimri, die van Elam en die van Medie;26 en al de koningen van het noorden, die nabij elkander en die ver van elkander zijn, alle koninkrijken die op den aardbodem zijn; en de koning van Sjesjach zal het laatst drinken.27 En gij moet tot hen zeggen: Zo spreekt de Heer der heirscharen, Israels god: Drinkt, wordt dronken en spuwt; en valt om niet weer op te staan, vanwege het zwaard dat ik onder u zend.28 En wanneer zij weigeren den beker uit uw hand te nemen om te drinken, moet gij tot hen zeggen: Zo spreekt de Heer der heirscharen: Drinken zult gij!29 Want zie, bij de stad over welke mijn naam is uitgeroepen maak ik een aanvang met onheil brengen; en gij zoudt ongestraft blijven? Zeer zeker niet. Want het zwaard ontbied ik over alle bewoners der aarde, spreekt de Heer der heirscharen.

30 Gij dan, profeteer tegen hen dit alles, en zeg hun: De Heer brult uit den hooge, uit zijn heilige woning doet hij zich horen; geweldig brult hij tegen zijn woonstede; een juichtoon als dien der wijntreders heft hij aan tegen alle bewoners der aarde.31 Krijgsgeschreeuw weerklinkt tot aan des aardrijks einde; want de Heer heeft een geding met de volkeren, hij vonnist alle vlees, de schuldigen levert hij over aan het zwaard, spreekt de Heer.32 Zo zegt de Heer der heirscharen: Zie, onheil gaat uit van volk tot volk, een zware storm steekt op van het uiteinde der aarde;33 en 's Heeren verslagenen zullen te dien dage liggen van het ene eind der aarde tot het andere; men zal geen rouw over hen bedrijven, hen niet opnemen noch begraven: tot mest over den aardbodem zullen zij zijn.34 Weeklaagt, gij herders, en schreeuwt het uit! bestrooit u met as, machthebbers der schapen! want uw tijd is daar om geslacht, om verstrooid te worden, en gij zult vallen als kostelijke hamels.35 Geen toevlucht meer voor de herders, geen ontkomen voor de machthebbers der schapen.36 Hoor! geschreeuw van de herders, geweeklaag van de machthebbers der schapen; omdat de Heer hun kudde verdelgt.37 Doods worden de vredige oasen, vanwege den blakenden toorn van den Heer.38 De jonge leeuw heeft zijn kreupelhout verlaten; want hun land is een woestenij geworden, vanwege het woeden des zwaards en vanwege zijn blakenden toorn.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile