the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jesaja 66
1 Aldus zegt de Heer: De hemel is mijn troon, de aarde mijn voetbank; welk een huis zoudt gij mij bouwen? welke plaats zou mijn rustoord zijn?2 Al deze dingen heeft mijn hand gemaakt, en mijn is dit alles, spreekt de Heer. Toch sla ik op dezen acht; op den nooddruftige, den verslagene van geest, op hem die ontstelt van mijn woord.3 Dezelfde die het rund slacht verslaat een mens; wie het schaap offert breekt een hond den nek; wie een meeloffer brengt plengt zwijnenbloed; wie wierook ontsteekt looft een afgod. Hebben zij een eigen gedragslijn verkozen, en schept hun ziel in hun gruwelen behagen,4 zo zal ook ik verkiezen met hen den spot te drijven, en wat zij duchten zal ik over hen doen komen; omdat ik niemand antwoordde toen ik riep, zij niet luisterden toen ik sprak, maar deden wat kwaad is in mijn oog, en verkozen wat mij mishaagt.
5 Hoort 's Heeren woord, gij die van zijn woord ontstelt: Uw broeders, zij die u haten en uitbannen om mijns naams wil, hebben gezegd: Laat 's Heeren heerlijkheid zich vertonen; opdat wij ons in uw vreugde verlustigen! Maar zij zullen zelf beschaamd staan.6 Hoor, een gerommel uit de stad! Hoor, het komt uit den tempel. Het is de Heer, die zijn vijanden hun verdiende loon geeft.7 Voordat zij weeen kreeg heeft zij gebaard; voordat smart over haar kwam heeft zij een zoon ter wereld gebracht.8 Wie heeft ooit zo iets gehoord? wie dergelijke dingen gezien? Wordt op een enkelen dag een volk geboren? of een natie eensklaps gebaard? Want Sion heeft weeen gekregen, ja ook haar kinderen gebaard.9 Zou ik ontsluiting geven en niet doen baren? zegt de Heer; zou ik, die doe baren, zelf toesluiten? zegt uw god.10 Verheugt u met Jeruzalem, verblijdt u over haar, gij allen die haar liefhebt! Weest vrolijk met haar, zeer vrolijk, gij allen die over haar rouw draagt!11 Opdat gij tot verzadiging moogt zuigen aan haar smartstillende borsten, opdat gij met wellust moogt zwelgen aan haar altoos milden boezem.12 Want zo zegt de Heer: Zie, ik leid den vrede tot haar ais een rivier, de schatten der natien als een overstromende beek; gij zult zuigen, gij zult op de heup gedragen en op de knieen getroeteld worden.13 Zoals een man door zijn moeder vertroost wordt, zo zal ik u vertroosten, zo zult gij te Jeruzalem vertroost worden.14 Gij zult het zien, en uw hart zal zich verheugen; uw gebeente zal gedijen als jeugdig groen; en 's Heeren hand zal zich kenbaar maken aan zijn dienaren terwijl hij zijn vijanden aangrimt.
15 Want zie, de Heer komt in vuur, en zijn wagens zijn als een wervelwind om in verbolgenheid zijn toorn uit te blazen, en zijn dreigen in vuurvlammen.16 Met vuur toch voert de Heer zijn pleit tegen de ganse aarde, met zijn zwaard tegen alle vlees, en talrijk zullen 's Heeren verslagenen zijn.17 Zij die zich wijden en zich reinigen, de tuinen in, achter de ingangen, zij die zwijnevlees eten, gruwelijk gedierte en muizen, altegader worden zij weggeraapt, spreekt de Heer.18 Ik, die hun werken en overleggingen ken, kom om alle natien en talen te verzamelen; en wanneer zij komen en mijn heerlijkheid zien,19 dan zal ik onder hen een teken doen en ontkomenen uit hen naar de natien zenden, naar Tarsjis, Put en Lud, die den boog spannen, naar Tubal en Jonie, naar de verre kustlanden, die nooit mijn naam gehoord, noch mijn heerlijkheid gezien hebben; en zij zullen mijn heerlijkheid onder de natien verkondigen.20 Zij zullen uit alle natien al uw broeders brengen als een gave aan den Heer, op paarden en wagens en huifkarren, op muilezels en dromedarissen, naar mijn heiligen berg, naar Jeruzalem, zegt de Heer; evenals de zonen Israels het meeloffer in rein vaatwerk naar 's Heeren huis brengen.21 En ook uit hen zal ik nemen tot priesters en Levieten, zegt de Heer.22 Want evenals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die ik maken ga voor mijn aangezicht blijven bestaan, zegt de Heer, zo zullen uw nakroost en uw naam blijven bestaan.23 En elke nieuwemaan en elken sabbat zal alle vlees komen om zich voor mij neer te werpen, zegt de Heer;24 en zij zullen uitgaan en zien naar de lijken der mannen die van mij afgevallen waren; want hun worm sterft niet en hun vuur wordt niet uitgeblust, en zij zullen een afgrijzen voor alle vlees zijn.