the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jesaja 50
1 Zo spreekt de Heer: Waar is de scheidbrief waarmede ik uw moeder verstoten heb? of aan wien mijner schuldeisers heb ik u verkocht? Zie, om uw zonden zijt gij verkocht, om uw wanbedrijven is uw moeder verstoten.2 Waarom was er niemand toen ik kwam, en antwoordde niemand toen ik riep? Is mijn hand te kort om te bevrijden? of mis ik de kracht om te redden? Zie, door mijn bestraffen leg ik de zee droog, en maak ik rivieren tot een woestijn; de vis stinkt bij gebrek aan water, en sterft van dorst;3 ik hul den hemel in akelig zwart, omfloers hem met een rouwkleed.
4 De Heere God heeft mij de tong van welonderwezenen geschonken, opdat ik in staat zou zijn een woord op zijn pas te spreken; elken morgen wekt hij mij het oor, opdat ik als welonderwezene hore.5 De Heere God heeft mij het oor geopend, en ik ben niet weerspannig geweest, ik ben niet achteruitgedeinsd.6 Mijn rug bood ik aan hen die sloegen, mijn kaken aan wie den baard uittrokken, mijn gelaat verborg ik niet voor smaad en bespuwing.7 Maar de Heere God staat mij bij; dies ben ik niet te schande geworden; daarom heb ik mijn aangezicht als een keisteen gemaakt, wetend niet beschaamd te zullen staan.8 Nabij is hij die mij in het gelijk stelt. Wil iemand tegen mij strijden, laten wij tegenover elkander gaan staan! Wil iemand mij een geding aandoen, hij trede op mij toe!9 Zie, de Heere God staat mij bij; wie is het die mij veroordeelt? Mijn smaders zullen verslijten als een kleed; de mot zal hen verteren.
10 Wie onder u den Heer vreest, hij hore naar de stem van zijn dienaar! Wie in duisternis wandelde, zonder lichtstraal, vertrouwe op's Heeren naam en steune op zijn god!11 Ziet, gij allen die een vuur ontsteekt en pekkransen doet branden, gaat heen in de vlam van uw vuur, en in de pekkransen die gij aangestoken hebt! Uit mijn hand overkomt u dit; in pijnen zult gij ternederliggen.