the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jesaja 49
1 Hoort, kustlanden, naar mij, luistert, natien in de verte! De Heer heeft mij geroepen van mijn geboorte af, van den moederschoot af mijn naam vermeld;2 hij heeft mijn mond gemaakt als een scherp zwaard, in de schaduw zijner hand mij verborgen; hij heeft mij gemaakt tot een gewetten pijl, in zijn pijlkoker mij verstoken;3 hij heeft tot mij gezegd: Gij zijt mijn dienaar, Israel, in wien ik mij zal verheerlijken.4 Ik dacht: Tevergeefs heb ik mij afgemat, omniet en vruchteloos mijn kracht verbruikt; maar wat mij toekomt is bij den Heer, het loon op mijn werk is bij mijn god.5 Maar nu, zo spreekt de Heer, die mij van mijn geboorte af zich ten dienaar heeft gevormd, opdat ik Jakob tot hem bekere, en Israel tot hem herzameld worde--geeerd was ik in 's Heeren oog, en mijn god was mijn sterkte--6 hij spreekt: Het is te gering dat gij mij ten dienaar zoudt zijn om Jakobs stammen weder op te richten en Israels gespaarden terug te brengen; ik zal u stellen tot een licht der natien, opdat mijn heil reike tot het einde der aarde.
7 Zo spreekt de Heer, Israels losser, zijn Heilige, tot den diep verachte, den verafschuwde bij het volk, den slaaf der heerschers: Koningen zullen bij uw aanblik oprijzen, vorsten zich neerwerpen, ter wille van den Heer, die getrouw is, van Israels Heilige, die u uitverkoren heeft.8 Zo spreekt de Heer: In den tijd des welgevallens antwoord ik u, ten dage des heils help ik u om u te behoeden en te maken tot een volksbond, ten einde het land weer op te richten, aan de woestliggende erven bezitters te geven;9 zeggend tot de geboeiden: Gaat uit! tot hen, die in de duisternis zijn: Komt te voorschijn! --Zij zullen grazen aan alle wegen, op alle kale plekken hun weide vinden;10 zij zullen honger noch dorst lijden; woestijngloed noch zon zal hen deren; want hun erbarmer zal hen voeren, hen aan waterwellen leiden;11 al mijn bergen zal ik tot een weg maken, en mijn heirbanen zullen opgehoogd worden.12 Zie, dezen komen uit de verte, anderen van het noorden en den zeekant, en genen uit het land der Syeners.
13 Jubelt, hemelen! verheug u, aarde! dat de bergen losbarsten in gejubel; omdat de Heer zijn volk getroost heeft, en zich zijner ellendigen erbarmt.14 Sion zegt: De Heer heeft mij verlaten; de Heer mij vergeten! --15 Zal een vrouw haar zuigeling vergeten, zonder erbarming zijn voor de vrucht van haar schoot? Mogen ook dezen vergeten, ik vergeet u niet.16 Zie, op mijn handpalmen heb ik u gegraveerd; uw muren heb ik altijd voor mij.17 Weldra herbouwen u wie u onderstboven geworpen hebben, en gaan uw verwoesters van u weg.
18 Hef uw ogen op en zie in het rond! Zij zijn allen verzameld en komen tot u. Zo waar ik leef, spreekt de Heer, gij zult ze allen als een sieraad aandoen, hen ombinden als een bruid.19 Want uw puinhopen en verwoeste plaatsen, uw vernield land, thans wordt het te eng voor de bevolking, en zijn wie u verslonden ver weg.20 Wederom zeggen de zonen uwer kinderloosheid te uwen aanhoren: De plaats is mij te eng; men make mij ruimte, dat ik wonen kan!21 Dan zult gij bij uzelf zeggen: Wie heeft mij dezen gebaard, terwijl ik kinderloos en onvruchtbaar ben, banneling en verstotene? En wie heeft dezen grootgebracht? Zie, ik was alleen overgebleven; wie zijn toch dezen?22 Zo spreekt de Heere God: Zie, ik zal mijn hand tot de natien opheffen, en voor de volken mijn banier omhoogsteken; dan zullen zij uw zonen op den arm aanbrengen, en zullen uw dochters op den schouder gedragen worden;23 koningen zullen uw verplegers zijn, hun vorstinnen uw zoogsters; met het aangezicht ter aarde zullen zij zich voor u nederwerpen, het stof van uw voeten zullen zij lekken. Zo zult gij weten dat ik de Heer ben; zij die op mij hopen worden niet beschaamd.
24 Zal aan een held zijn buit afgenomen worden? of zullen de krijgsgevangenen eens geweldigen ontkomen?25 Zo spreekt de Heer: Al worden aan den held zijn krijgsgevangenen afgenomen, al ontkomt de buit des geweldigen, met uw bestrijder zal ik strijden, en uw zonen zal ik redden.26 Ik zal uw verdrukkers hun eigen vlees doen eten, en als van druivennat, zullen zij van hun eigen bloed dronken worden. Dan zal alle vlees weten dat ik, de Heer, uw redder ben, dat Israels Sterke uw losser is.