Read the Bible

¹ Zo spreekt de Heer tot zijn gezalfde, tot Cyrus, wiens rechterhand ik gevat heb om voor hem uit volkeren neer te werpen--de lenden van koningen zal ik ontgorden; om voor hem deuren te openen, en poorten die niet zullen gesloten worden:² Ikzelf zal voor u uit gaan en hoogten effenen, koperen deuren breken en ijzeren grendels stukslaan;³ ik zal u weggesloten schatten geven, diep verborgen kostbaarheden voor u openleggen; opdat gij moogt weten dat ik, de Heer, het ben, die u bij name riep, Israels god.⁴ Ter wille van mijn dienaar Jakob, van Israel, mijn uitverkorene, riep ik u bij uw naam en geef ik u een eretitel, hoewel gij mij niet kendet.

⁵ Ik, de Heer, en anders geen; buiten mij is er geen god. Ik zal u gorden, ofschoon gij mij niet kendet;⁶ opdat men het wete, van het oosten en van het westen, dat er geen is behalve ik; ik de Heer, en anders geen,⁷ formeer het licht en schep het duister, bewerk het heil en schep het onheil; ik, de Heer, bewerk dit alles.⁸ Geeft, hemelen, druppelen van boven, en mogen de wolken zege doen vloeien; de aarde ontsluite zich en drage vruchten van geluk, en zege doe zij tevens ontspruiten; ik, de Heer, heb het geschapen.⁹ Wee hem die twist met zijn formeerder, een scherf met den bewerker van aarde! Zal het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? tot zijn bewerker: Gij hebt geen handen!¹⁰ Zal iemand tot een vader zeggen: Waarom verwekt gij? tot een vrouw: Wat hebt gij weeen?

¹¹ Zo spreekt de Heer, Israels Heilige, de formeerder der komende dingen: Gij zoudt mij een eis stellen betreffende mijn zonen; mij een last geven aangaande het gewrocht mijner handen!¹² Ik, ik heb de aarde gemaakt, en den mens op haar geschapen; eigenhandig den hemel uitgespannen, en al zijn heir besteld.¹³ Ik, ik heb hem verwekt in gerechtigheid, en maak al zijn wegen effen; hij zal mijn stad opbouwen, en mijn ballingen in vrijheid stellen, zonder koopprijs en zonder geschenk, zegt de Heer der heirscharen.¹⁴ Zo spreekt de Heer: De opbrengst van Egypte, de handelswinst van Ethiopie en de mannen van Seba, hoog van gestalte, zullen in uw handen overgaan, u tot slaven zijn en in ketenen achter u lopen, voor u zich neerwerpen en tot u bidden: Alleen in u is een god, en anders is er geen, geen god meer!¹⁵ Voorwaar, gij zijt een god die u verborgen houdt; Israels god is een redder.¹⁶ Beschaamd en te schande gemaakt zijn zij allen, gezamenlijk in smaad daarheengegaan de vervaardigers van beelden.¹⁷ Maar Israel is door den Heer gered, gered voor eeuwig; gij zult niet beschaamd noch te schande gemaakt worden, tot in de verste toekomst.¹⁸ Want zo spreekt de Heer, de schepper des hemels, --hij is God, de formeerder en maker der aarde; hijzelf heeft haar vastgezet; niet ten baaierd heeft hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft hij haar geformeerd. --Ik ben de Heer, en anders geen.¹⁹ Niet in het verborgen heb ik gesproken, in een donkeren hoek der aarde; ik heb tot Jakobs kroost niet gezegd: Zoekt mij vergeefs! Ik, de Heer, spreek wat betrouwbaar, deel mede wat ondubbelzinnig is.

²⁰ Verzamelt u en komt, treedt samen nader, gij ontkomenen der natien! Zij hebben geen kennis, zij die hun houten beeld dragen, bidden tot een god die niet redden kan.²¹ Verkondigt en brengt te berde! Laten zij gerust samen raadspannen! Wie heeft dit van oudsher doen horen, het vooraf aangekondigd? Immers ik, de Heer? En buiten mij is er geen god, er is geen betrouwbare en reddende god behalve ik.²² Wendt u alle tot mij en laat u redden, gij einden der aarde! Want ik ben god en anders geen.²³ Bij mijzelf heb ik gezworen, uit mijn mond is iets betrouwbaars uitgegaan, een woord dat niet herroepen wordt. Voor mij zal elke knie zich buigen, bij mij iedere tong zweren.²⁴ Alleen in den Heer, zal men zeggen, is zege en sterkte; tot hem komen, vol schaamte, allen die tegen hem toornden.²⁵ In den Heer zal zegevieren en zal roemen het ganse kroost Israels.