the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jesaja 21
1 De godsspraak De woestijn. Als wervelwinden in het zuiden aangierend, komt het uit de woestijn, uit een vreselijk land.2 Een hard gezicht is mij meegedeeld: De verrader verraadt, de verdelger verdelgt! Trek op, Elam! val aan Medie! Aan alle mededoogen heb ik een eind gemaakt.3 Daarom zijn mijn lenden vol kramp, hebben weeen als barensweeen mij aangegrepen; ik voel mij te ellendig om te kunnen horen, ik ben te verbijsterd om te zien.4 Ongestadig bonst mijn hart, angst jaagt mij ijzing aan; de schemering, die mij lief is, haar heeft het mij tot een verschrikking gemaakt.5 De tafel aanrechten, de tapijten spreiden, eten en drinken..... Op, rijksgroten, grijpt het schild!6 Want zo heeft de Heer tot mij gezegd: Ga, zet een wachter uit die meedele, wat hij ziet.7 Ziet hij ruiters, twee aan twee te paard, op ezels en op kamelen, dan luistere hij scherp; zo scherp hij kan.8 Daar riep hij: Op 's Heeren wachttoren sta ik altijddoor overdag, op mijn post houd ik alle nachten stand.9 En zie, daar kwamen ruiters, twee aan twee te paard. Toen hief hij aan en zeide: Gevallen is Babel, gevallen! en al haar godenbeelden zijn tegen den grond verbrijzeld.10 O mijn vertreden en gedorst volk, wat ik van den Heer der heirscharen, Israels god, heb gehoord, dat heb ik u medegedeeld.
11 De godsspraak Edom. Men roept tot mij van den Seir: Wachter, hoever is de nacht? Wachter, hoever is de nacht?12 De wachter zegt: Morgen komt, en ook nacht. Wilt gij vragen, vraagt, komt een andermaal weder.
13 De godsspraak Des avonds. Zoekt des avonds herberg in het woud, karavanen van Dedanieten.14 Brengt, bewoners van het land Tema, den dorstige water, komt den vluchtelingen met brood tegemoet.15 Want voor het zwaard zijn ze op de vlucht gegaan, voor het gescherpte zwaard en den gespannen boog, voor al het wicht van den oorlog.16 Zo toch heeft de Heer tot mij gesproken: Binnen een jaar, als eens daglooners jaren, zal al de heerlijkheid van Kedar verdwenen zijn,17 en slechts een klein aantal der kloeke boogschutters uit Kedars zonen zal overblijven; want de Heer, Israels god, heeft het gezegd.