Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Hosea 7

1 en Israel genees. Openbaar geworden is Efraims schuld en Samarie's boosheid; want zij plegen bedrog, en dieven dringen binnen, buiten gaan roversbenden op strooptochten uit;2 en zij bedenken niet dat ik al hun boze daden in gedachtenis houd. Zo omringen hen hun gedragingen en liggen deze bloot voor mij.3 In hun boosheid zalven zij koningen, in hun valsheid vorsten.4 Altemaal waren zij in gloed gezet; aan een oven waren zij gelijk, welks bakker het stoken staakt van dat het deeg gekneed totdat het gegist is.5 Op den dag van onzen koning begonnen de vorsten van den wijn te gloeien. Hij reikte de hand aan de spotters, toen zij naderden.6 Hun hart was, terwijl zij hem lagen legden, als een oven: den gehelen nacht sliep hun toorn, des morgens ontbrandde die in lichterlaaie.7 Altemaal werden zij heet als een oven; zij verteerden hun bestuurders; al hun koningen zijn gevallen, zonderdat een van hen tot mij riep.

8 Efraim--het vermengt zich met de volken, Efraim is een broodkoek geworden die niet omgekeerd is;9 vreemden hebben zijn kracht verteerd, en hij bemerkte het niet; ook is grijsheid over hem gesprenkeld, en hij bemerkte het niet.10 Dies zal Israels overmoed tegen hem getuigen; toch hebben zij zich niet tot den Heer, hun god, bekeerd, met dat al hem niet gezocht.11 Efraim is aan een onnozele, verstandeloze duif gelijk: om Egypte riep het, naar Assur is het getogen.12 Zodra zij gaan, zal ik mijn net over hen uitspreiden, hen naar beneden trekken, als de vogelen des hemels, hen binden, zoals aan hun schaar aangekondigd is.13 Wee hun, dat zij van mij zijn afgezworven! verderf over hen, dat zij van mij afgevallen zijn! Zou ik hen verlossen, terwijl zij leugens tegen mij spreken14 en niet van harte tot mij roepen, maar jammeren op hun legersteden, zich kerven om het gemis van koorn en most? Zij zijn weerspannig tegen mij,15 terwijl ik hen leerde; ik stevigde hun armen, maar zij zinnen tegen mij op boosheid.16 Zij keren zich zonder baat te vinden, en zijn aan een onbetrouwbaren boog gelijk geworden. Vallen zullen hun vorsten door het zwaard, vanwege het onheil dat zij door hun tong teweegbrengen; stof zullen zij lekken in Egypteland, in Assur,

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile