Read the Bible

¹ Hoort het woord des Heeren, gij zonen Israels! want de Heer heeft een geding tegen de inwoners des lands, omdat in het land noch trouw noch vroomheid noch godskennis is.² Zij zweren en liegen, moorden, stelen en echtbreken, het zijn woestelingen en het ene bloedbad volgt op het andere.³ Daarom zal het land rouwen en alwat het bewoont verkwijnen, zowel de dieren des velds als de vogelen des hemels; zelfs de vissen der zee worden weggenomen.⁴ Maar niemand vange een twistgeding aan of berispe! Tegen u treed ik in het gericht, gij priester!⁵ Vandaag zult gij struikelen, vannacht ook de profeet met u; en ik zal uw moeder tegronderichten.

⁶ Mijn volk gaat uit onverstand te gronde. Omdat gij de kennis geringgeacht hebt, zal ik u te geringachten om priester te zijn; omdat gij de wet van uw god vergeten hebt, zal ik ook uw zonen vergeten.⁷ Hoe talrijker zij werden, des te meer hebben zij tegen mij gezondigd; hun heerlijkheid hebben zij in een schandmerk veranderd.⁸ Zij leven van de zonden mijns volks, en verlangen dat het zich schuldig maakt.⁹ Daarom zal het den priester als den volke vergaan; ik zal bij hem zijn wandel thuiszoeken en zijn gedrag op zijn hoofd doen neerkomen:¹⁰ zij zullen eten zonder verzadigd te worden, hoereren zonder zich bevredigd te gevoelen; omdat zij den Heer verlaten hebben.¹¹ Hoererij, wijn en most nemen het hart weg.

¹² Mijn volk raadpleegt zijn stuk hout, en zijn stok moet hem mededelingen doen; want de geest der hoererij heeft hen op een doolweg gebracht, en zij hebben hoererend zich onttrokken aan hun god.¹³ Op de bergtoppen offeren en op de heuvelen rooken zij, onder eik en wilg en terebint, dewijl daar de schaduw liefelijk is; daarom plegen uw dochters ontucht, bedrijven uw schoondochters overspel.¹⁴ Doch ik zal uw dochters niet straffen omdat zij ontucht plegen, noch uw schoondochters omdat zij overspel bedrijven; want de mannen zonderen zich af met de lichtekooien en offeren met de gewijden; zo komt het volk dat geen inzicht heeft ten val.¹⁵ Wilt gij, Israel, boeleren, Juda worde niet schuldig! Komt dan niet te Gilgal, gaat niet op naar Beth-awen, zweert niet: Zo waar als de Heer leeft!¹⁶ Want Israel is onhandelbaar, als een onhandelbare koe; zou de Heer het dan weiden als een lam in een ruim veld?¹⁷ Efraim is gekoppeld aan godenbeelden,¹⁸ waaraan het zijn drinkgelagen toewijdt; hoereren doen zij altemaal; zij verkiezen een schandmerk boven hun luister.¹⁹ De wind bindt hen in zijn vleugels; zodat zij zich schamen over hun altaren.