Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Genesis 50

1 Toen viel Jozef op het aangezicht van zijn vader, weende over hem en kuste hem.2 Daarna beval Jozef zijn dienaren, den geneesheren, zijn vader te balsemen. Dienvolgens balsemden de geneesheren Israel.3 Hierover verstreken veertig dagen; want zolang duurde de balseming; en de Egyptenaren beweenden hem zeventig dagen.4 Toen de rouwtijd over hem voorbij was, sprak Jozef tot het huis van Farao: Indien ik gunst in uw oog gevonden heb, weest dan toch mijn voorspraak bij Farao in deze zaak:5 mijn vader heeft mij voor zijn dood bezworen: Wanneer ik gestorven ben, begraaf mij dan in mijn graf, dat ik mij uitgehouwen heb in het land Kanaan. --Laat mij dus optrekken en mijn vader begraven, zoals hij mij heeft bezworen. Daarna zal ik wederkeren.6 Farao zeide: Trek op en begraaf uw vader, gelijk hij u heeft bezworen.

7 Toen trok Jozef op, om zijn vader te begraven, en alle dienaren van Farao, de oudsten van zijn hof, en alle oudsten van Egypteland trokken met hem;8 ook het gehele gezin van Jozef, zijn broeders en het gezin zijns vaders. Alleen de kinderen lieten zij met het kleinvee en de runderen in het land Goosjen achter.9 Met hem togen ook strijdwagens en ruiters; zodat het een zeer groot leger was.10 Aan den Doornen-dorschvloer, in het Overjordaansche gekomen, hielden zij daar een grote en zeer zware weeklacht. Zo deed hij over zijn vader zeven dagen rouw bedrijven.11 Toen de inwoners des lands, de Kanaanieten, dien rouw op den Doornen-dorschvloer zagen, zeiden zij: Dat is een zware rouw van Egypte. Daarom heet die plaats: Abel-Misraim. Zij ligt in het Overjordaansche.12 En zijn zonen deden hem zo, gelijk hij hun bevolen had:13 zij vervoerden hem naar het land Kanaan en begroeven hem in de spelonk van den akker van Machpela, dien Abraham tot een erfgraf had gekocht van Efron, den Hittiet, tegenover Mamre.14 Na zijn vader begraven te hebben, keerde Jozef naar Egypte terug, met zijn broeders en allen die met hem opgetogen waren om zijn vader te begraven.

15 Toen de broeders van Jozef zagen dat hun vader gestorven was, zeiden zij: Als Jozef eens kwaad tegen ons in den zin had en ons al het leed dat wij hem berokkend hebben duchtig vergold!16 Daarom zonden zij gezanten tot Jozef en zeiden tot hem: Uw vader heeft voor zijn dood gelast:17 Gij moet aan Jozef zeggen: Vergeef toch het misdrijf uwer broeders en hun zonde, dat zij u leed berokkend hebben. Welnu, vergeef toch het misdrijf der dienaren van uws vaders god. Toen zij zo tot hem spraken, weende Jozef.18 Ook gingen zijn broeders zelf en vielen voor hem neder en zeiden: Zie, wij zijn uw dienaren!19 Maar Jozef zeide tot hen: Vreest niet. Want bekleed ik Gods plaats?20 Gij hebt wel kwaad tegen mij bedacht; maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde zoals thans geschied is, een groot volk in het leven te houden.21 Vreest daarom niet. Ik zal u en uw kinderen onderhouden. Zo troostte en bemoedigde hij hen.

22 Jozef bleef in Egypte wonen met zijns vaders huis en leefde honderd tien jaren.23 Jozef zag uit Efraim achterkleinkinderen; ook werden de zonen van Manasse's zoon Machir op Jozefs knieen geboren.24 Jozef zeide tot zijn broeders: Ik ga sterven, en God zal ongetwijfeld naar u omzien en u opvoeren uit dit land naar dat hetwelk hij aan Abraham, Izaak en Jakob bij eede beloofd heeft.25 En Jozef bezwoer Israels zonen: Wanneer God naar u omziet, voert dan mijn gebeente van hier op.26 Toen stierf Jozef, honderd tien jaar oud, en men balsemde hem en legde hem in een kist, in Egypte.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile