the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Genesis 33
1 En Jakob sloeg zijn ogen op en zag Ezau met vierhonderd man aankomen. Toen verdeelde hij de kinderen onder Lea, Rachel en de beide slavinnen.2 De slavinnen met haar kinderen zette hij voorop, Lea met haar kinderen daarachter, Rachel met Jozef achteraan.3 Hijzelf ging voor hen uit en wierp zich zevenmaal neder ter aarde, totdat hij zijn broeder genaderd was.4 Maar Ezau liep hem tegemoet, omhelsde hem, viel hem om den hals en kuste hem, terwijl beiden weenden.
5 Toen Ezau de ogen opsloeg en de vrouwen en kinderen zag, zeide hij: Wie hebt gij daar? Hij zeide: Dat zijn de kinderen die het God behaagd heeft aan uw dienaar te geven.6 Nu traden de slavinnen met haar kinderen naderbij en wierpen zich neder.7 Ook Lea kwam met haar kinderen nader, en zij wierpen zich neder. Daarna traden Jozef en Rachel toe en wierpen zich neder.8 En hij zeide: Wat bedoelt gij toch met dat gehele leger dat ik tegengekomen ben? Hij zeide: Gunst te vinden in het oog van mijn heer.9 Ezau hernam: Ik heb genoeg, broeder! Behoud wat gij bezit.10 Maar Jakob zeide: Geenszins! Indien ik gunst in uw oog gevonden heb, neem dan mijn geschenk aan; want ik heb immers uw aangezicht als dat van een god aanschouwd, en gij hebt mij in gunst aangenomen.11 Aanvaard toch het huldeblijk dat ik u gebracht heb; want God is mij goedgunstig geweest, en ik bezit van alles. Toen hij zo bij hem aandrong, nam Ezau het aan.12 Ezau zeide: Laten wij opbreken en verder trekken en laat mij uw voorhoede uitmaken.13 Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet dat de kinderen teer zijn en ik voor zoogende schapen en koeien moet zorgen; overjaagt men ze een dag, dan sterft al het vee.14 Mijn heer trekke toch voor zijn dienaar uit, en ik zal op mijn gemak den tocht voortzetten, naar den tred van het vee dat voor mij uit gaat, en den tred der kinderen, totdat ik bij mijn heer in Seir kom.15 Ezau zeide: Laat mij dan toch enige mijner manschappen bij u plaatsen. Hij zeide: Waartoe zou dit dienen? Laat mij gunst in het oog van mijn heer vinden!
16 Zo ging Ezau denzelfden dag zijns weegs, naar Seir terug;17 maar Jakob trok naar Sukkoth en bouwde daar voor zich een huis, en voor zijn vee maakte hij hutten. Daarom heet die plaats Sukkoth.18 Jakob kwam, bij zijn terugkeer uit Paddan-Aram, behouden in de stad van Sichem, die in het land Kanaan ligt, en sloeg zijn kamp op in het gezicht van de stad.19 Hij kocht het stuk land waarop hij zijn tent opgeslagen had van de zonen van Hamor, den vader van Sichem, voor honderd goudstukken,20 richtte daar een altaar op en riep den god van Israel aan.