Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Ezechiël 34

1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij.2 Menschenkind, profeteer tegen Israels herders, profeteer en zeg tot hen: Zo spreekt de Heere God: Wee over de herders van Israel die zichzelf weiden! Moeten herders niet de schapen weiden?3 Gij voeddet u met de melk en kleeddet u met de wol, de vette dieren slachttet gij, maar de schapen weiden deedt gij niet;4 het zwakke hebt gij niet gesterkt, het zieke niet genezen, het gebrokene niet verbonden, het verjaagde niet teruggebracht, het verdwaalde niet opgezocht, en het krachtvolle hebt gij tot harden arbeid gedwongen.5 Daarom zijn mijn schapen verstrooid zonder herder en tot spijs geworden voor al het wild gedierte;6 mijn schapen zijn gaan dolen op alle bergen en alle hooge heuvelen; ja, over de gehele oppervlakte der aarde zijn mijn schapen verstrooid, zonder dat iemand er naar omziet of ze opzoekt.

7 Daarom, herders, hoort het woord des Heeren.8 Zo waar als ik leef, spreekt de Heere God, dewijl mijn schapen tot buit zijn geworden en tot spijs voor al het wild gedierte, zonderdat er een herder was, en de herders niet naar mijn schapen omgezien en zichzelf, niet mijn schapen, geweid hebben,9 daarom hoort, herders, het woord des Heeren.10 Zo spreekt de Heere God: Zie, ik zal die herders! En ik zal mijn schapen van hen opvorderen en hen ontzetten van het herdersambt: voortaan zullen die herders niet meer zichzelf weiden, maar ik zal mijn schapen uit hun muil redden, en zij zullen hun niet meer tot spijs dienen.11 Zo toch spreekt de Heere God: Hier ben ik; ik kom zelf naar mijn schapen omzien en ze opzoeken.12 Gelijk een herder zijn kudde opzoekt, wanneer hij zich te midden zijner verspreide schapen bevindt, zo zal ik mijn schapen opzoeken en terechtbrengen uit alle plaatsen waarheen zij verstrooid zijn op een dag van wolken en duisternis;13 ik zal hen uitleiden uit de volken en herzamelen uit de landen, hen brengen naar hun grond en weiden op Israels bergen, in de kloven en alle bewoonbare streken des lands.14 Op een goed grasveld zal ik hen doen grazen en op Israels verheven berg zal hun verblijf zijn; daar zullen zij in een goed verblijf neerliggen, en op een vet grasveld zullen zij weiden, op Israels bergen.15 Ikzelf zal mijn schapen weiden, ikzelf hen doen neerliggen, spreekt de Heere God;16 het verdwaalde zal ik opzoeken, het verjaagde terugbrengen, het gebrokene verbinden, het zieke sterken, het vette en krachtvolle hoeden; ik zal ze weiden zoals het behoort.

17 En ook bij uzelf, mijn schapen, spreekt de Heere God, kom ik richten tussen het ene schaap en het andere, met het oog op de rammen en bokken.18 Was het u niet genoeg dat gij op het beste deel der weide graasdet? moest gij het overige der weide vertrappen met uw poten? Niet genoeg dat gij het klaarste water dronkt? moest gij de rest met uw poten troebel maken;19 zodat mijn schapen het door uw poten vertrapte afweiden en het door uw poten troebel gemaakte drinken moesten?20 Daarom zegt de Heere God tot hen aldus: Zie, hier ben ik; ik kom richten tussen het vette en het magere schaap:21 omdat gij met zijde en schoft alle zwakken wegduwdet en met uw hoornen ze stiet, totdat gij ze buiten de weide verstrooid hadt,22 zal ik mijn schapen redden, zodat zij niet meer tot buit zijn, en richten tussen het ene schaap en het andere.23 En ik zal over hen een herder aanstellen, die hen zal weiden, mijn dienaar David; hij zal hen weiden, hij hun ten herder zijn.24 Ik, de Heer, zal hun ten God wezen, mijn dienaar David ten vorst in hun midden; ik, de Heer, heb het gesproken.25 Ook zal ik met hen een bond van vrede sluiten en de roofdieren uit het land wegdoen, zodat zij veilig zelfs in de woestijn wonen en in de wouden slapen kunnen.26 Dan zal ik hun rondom mijn heuvel zegen geven, en den regen op zijn tijd doen vallen; weldadige regenstromen zullen het zijn;27 zodat het geboomte des velds zijn vruchten en de aarde haar opbrengst zal geven. Zij zullen veilig zijn op hun grond, en weten dat ik de Heer ben, wanneer ik de stangen van hun juk verbreek en hen red uit de hand van hen die hen in slavernij hielden.28 Voortaan zullen zij niet ten buit voor de volken zijn, noch zal het wild gedierte hen opeten, maar zullen zij veilig wonen, zonderdat iemand hen opschrikt.29 Ik zal voor hen een schat van planten doen opschieten; zodat er in het land niet meer zijn zullen die van honger omkomen, en zij den smaad der volken niet meer dragen.30 Zo zullen zij weten dat ik, de Heer, hun god, met hen ben, en dat zij, het huis Israel, mijn volk zijn, spreekt de Heere God.31 Ja, mijn schapen, de schapen die ik weid, zijt gij, en ik ben uw god, spreekt de Heere God.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile