Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Ezechiël 32

1 In het elfde jaar, op den eersten dag der twaalfde maand, kwam het woord des Heeren aldus tot mij:2 Menschenkind, hef een klaagzang aan over Farao, den koning van Egypte, en zeg tot hem: Gij, leeuw der volkeren, verloren zijt gij! Gij waart gelijk aan den Draak in den groten plas, gij spoot met uw neusgaten waterstralen uit, roerdet het water om met uw poten, maaktet zijn stromen troebel.3 Maar zo zegt de Heere God: Ik zal over u mijn net uitspreiden, door een schaar van vele volken u ophalen in mijn strik;4 ik zal u neerwerpen op het land, u wegslingeren over het veld. Dan zal ik op u alle vogelen des hemels doen neerzitten, en aan u zich laten zat eten de dieren der gehele aarde;5 ik zal uw vlees op de bergen leggen, en de dalen vullen met uw bloed.6 Drenken zal ik den grond op de bergen met hetgeen u ontstroomt, zodat de kloven met uw bloed gevuld worden.7 Wanneer uw licht uitgaat, zal ik den hemel bedekken, zijn starren in het zwart hullen; de zon zal ik bedekken met wolken, en de maan zal haar licht niet laten schijnen.8 Al de lichtende bollen aan den hemel zal ik om u in het zwart hullen, en duisternis over uw land doen heersen, spreekt de Heere God.9 Ook zal ik het hart van vele volken bezorgd maken, wanneer ik uw zonen als krijgsgevangenen onder de natien breng, naar landen die gij niet kent;10 ik zal veel volken met ontzetting over u vervullen, en hun koningen zullen om u huiverend rillen, wanneer ik mijn zwaard voor hun aangezicht zwaai; ieder van hen zal elk ogenblik uit vrees voor eigen leven ontstellen, op den dag van uw val.11 Want zo spreekt de Heere God: Het zwaard van Babels koning zal over u komen;12 ik zal uw menschendrommen vellen door zwaarden van helden, altemaal geweldige volken; zij zullen den trots van Egypte vernietigen, en geheel zijn menigte zal verdelgd worden.13 Ook roei ik al zijn gedierte uit dat aan de grote wateren leeft; zodat geen menschenvoet ze meer omroeren, geen dierenhoef ze meer troebel maken zal.14 Dan zal ik hun wateren doen zakken, hun stromen traag als olie doen vlieten, spreekt de Heere God.15 Wanneer ik Egypteland tot een wildernis maak, en het land, van alwat het bevatte beroofd, woest ligt, wanneer ik allen die er in wonen verslagen heb, dan zullen zij weten dat ik de Heer ben.16 Stof voor een klaagzang is het, hef gij dien aan! Ook de dochters der natien zullen dien aanheffen, dien aanheffen over Egypte en al zijn menschendrommen, spreekt de Heere God.

17 In het twaalfde jaar, op den vijftienden dag der eerste maand, kwam het woord des Heeren aldus tot mij:18 Menschenkind, zing een graflied op Egypte's menschendrommen en doe, met de dochters van heerlijke natien, hen neerdalen naar de onderwereld, bij hen die in de groeve zijn gedaald.19 25.eze.nl.lie.ot.map032:020 Te midden van door het zwaard verslagenen hebben zij voor hem een legerstede bereid, met al zijn menschendrommen.21 Dan zullen machtige helden midden uit het dodenrijk tot hem zeggen: (32-19) Wien overtreft gij? Daal af en laat u bij de onbesnedenen ter ruste leggen, bij de door het zwaard verslagenen.22 Daar is Assur met al zijn scharen, wier graven geplaatst zijn in het diepst van de groeve,23 terwijl zijn scharen rondom zijn grafstede liggen, altemaal verslagenen, gevallenen door het zwaard, die schrik aanjoegen in het land der levenden.24 Daar is Elam met al zijn menschendrommen rondom zijn grafstede, altemaal verslagenen, gevallenen door het zwaard, die onbesneden in de onderwereld neerdaalden, die schrik aanjoegen in het land der levenden en nu hun schande moeten dragen bij de in de groeve gedaalden;25 te midden der verslagenen heeft men aan hem en al zijn menschendrommen een legerstede gegeven.26 Daar zijn Mesjech en Tubal met al hun menschendrommen rondom hun grafsteden, altemaal onbesnedenen, verslagenen door het zwaard, die schrik hebben aangejaagd in het land der levenden.27 Zij rusten niet met de helden, de reuzen van den ouden tijd, die in volle wapenrusting in het dodenrijk zijn gedaald, wien men hun zwaard onder het hoofd heeft gelegd, en wier schild op hun gebeente lag, omdat de schrik voor de helden in het land der levenden geheerst had.28 Ook gij zult te midden der onbesnedenen ter ruste gelegd worden, bij de door het zwaard verslagenen.29 Daar is Edom met al zijn vorsten, die in hun heldenkracht bij de door het zwaard verslagenen zijn neergelegd; zij rusten onbesneden bij de ter groeve gedaalden.30 Daar zijn de machthebbers van het Noorden, altemaal, en alle Sidoniers, die in hun verschrikking bij de verslagenen zijn neergedaald, zich schamend over het verlies hunner heldenkracht. Zij rusten onbesneden bij de door het zwaard verslagenen en dragen hun schande bij de ter groeve gedaalden.31 Hen ziende, zal Farao zich troosten over al zijn menschendrommen spreekt de Heere God;32 want hij heeft schrik aangejaagd in het land der levenden en is ter ruste gelegd te midden van onbesnedenen bij de door het zwaard verslagenen, Farao en al zijn menschendrommen, spreekt de Heere God.

span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="eze.32.1" class="versetxt">1 In het elfde jaar, op den eersten dag der twaalfde maand, kwam het woord des Heeren aldus tot mij:2 Menschenkind, hef een klaagzang aan over Farao, den koning van Egypte, en zeg tot hem: Gij, leeuw der volkeren, verloren zijt gij! Gij waart gelijk aan den Draak in den groten plas, gij spoot met uw neusgaten waterstralen uit, roerdet het water om met uw poten, maaktet zijn stromen troebel.3 Maar zo zegt de Heere God: Ik zal over u mijn net uitspreiden, door een schaar van vele volken u ophalen in mijn strik;4 ik zal u neerwerpen op het land, u wegslingeren over het veld. Dan zal ik op u alle vogelen des hemels doen neerzitten, en aan u zich laten zat eten de dieren der gehele aarde;5 ik zal uw vlees op de bergen leggen, en de dalen vullen met uw bloed.6 Drenken zal ik den grond op de bergen met hetgeen u ontstroomt, zodat de kloven met uw bloed gevuld worden.7 Wanneer uw licht uitgaat, zal ik den hemel bedekken, zijn starren in het zwart hullen; de zon zal ik bedekken met wolken, en de maan zal haar licht niet laten schijnen.8 Al de lichtende bollen aan den hemel zal ik om u in het zwart hullen, en duisternis over uw land doen heersen, spreekt de Heere God.9 Ook zal ik het hart van vele volken bezorgd maken, wanneer ik uw zonen als krijgsgevangenen onder de natien breng, naar landen die gij niet kent;10 ik zal veel volken met ontzetting over u vervullen, en hun koningen zullen om u huiverend rillen, wanneer ik mijn zwaard voor hun aangezicht zwaai; ieder van hen zal elk ogenblik uit vrees voor eigen leven ontstellen, op den dag van uw val.11 Want zo spreekt de Heere God: Het zwaard van Babels koning zal over u komen;12 ik zal uw menschendrommen vellen door zwaarden van helden, altemaal geweldige volken; zij zullen den trots van Egypte vernietigen, en geheel zijn menigte zal verdelgd worden.13 Ook roei ik al zijn gedierte uit dat aan de grote wateren leeft; zodat geen menschenvoet ze meer omroeren, geen dierenhoef ze meer troebel maken zal.14 Dan zal ik hun wateren doen zakken, hun stromen traag als olie doen vlieten, spreekt de Heere God.15 Wanneer ik Egypteland tot een wildernis maak, en het land, van alwat het bevatte beroofd, woest ligt, wanneer ik allen die er in wonen verslagen heb, dan zullen zij weten dat ik de Heer ben.16 Stof voor een klaagzang is het, hef gij dien aan! Ook de dochters der natien zullen dien aanheffen, dien aanheffen over Egypte en al zijn menschendrommen, spreekt de Heere God.

17 In het twaalfde jaar, op den vijftienden dag der eerste maand, kwam het woord des Heeren aldus tot mij:18 Menschenkind, zing een graflied op Egypte's menschendrommen en doe, met de dochters van heerlijke natien, hen neerdalen naar de onderwereld, bij hen die in de groeve zijn gedaald.19 25.eze.nl.lie.ot.map032:020 Te midden van door het zwaard verslagenen hebben zij voor hem een legerstede bereid, met al zijn menschendrommen.21 Dan zullen machtige helden midden uit het dodenrijk tot hem zeggen: (32-19) Wien overtreft gij? Daal af en laat u bij de onbesnedenen ter ruste leggen, bij de door het zwaard verslagenen.22 Daar is Assur met al zijn scharen, wier graven geplaatst zijn in het diepst van de groeve,23 terwijl zijn scharen rondom zijn grafstede liggen, altemaal verslagenen, gevallenen door het zwaard, die schrik aanjoegen in het land der levenden.24 Daar is Elam met al zijn menschendrommen rondom zijn grafstede, altemaal verslagenen, gevallenen door het zwaard, die onbesneden in de onderwereld neerdaalden, die schrik aanjoegen in het land der levenden en nu hun schande moeten dragen bij de in de groeve gedaalden;25 te midden der verslagenen heeft men aan hem en al zijn menschendrommen een legerstede gegeven.26 Daar zijn Mesjech en Tubal met al hun menschendrommen rondom hun grafsteden, altemaal onbesnedenen, verslagenen door het zwaard, die schrik hebben aangejaagd in het land der levenden.27 Zij rusten niet met de helden, de reuzen van den ouden tijd, die in volle wapenrusting in het dodenrijk zijn gedaald, wien men hun zwaard onder het hoofd heeft gelegd, en wier schild op hun gebeente lag, omdat de schrik voor de helden in het land der levenden geheerst had.28 Ook gij zult te midden der onbesnedenen ter ruste gelegd worden, bij de door het zwaard verslagenen.29 Daar is Edom met al zijn vorsten, die in hun heldenkracht bij de door het zwaard verslagenen zijn neergelegd; zij rusten onbesneden bij de ter groeve gedaalden.30 Daar zijn de machthebbers van het Noorden, altemaal, en alle Sidoniers, die in hun verschrikking bij de verslagenen zijn neergedaald, zich schamend over het verlies hunner heldenkracht. Zij rusten onbesneden bij de door het zwaard verslagenen en dragen hun schande bij de ter groeve gedaalden.31 Hen ziende, zal Farao zich troosten over al zijn menschendrommen spreekt de Heere God;32 want hij heeft schrik aangejaagd in het land der levenden en is ter ruste gelegd te midden van onbesnedenen bij de door het zwaard verslagenen, Farao en al zijn menschendrommen, spreekt de Heere God.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile