the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Ezechiël 16
1 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:2 Menschenkind, maak Jeruzalem haar afschuwelijkheden bekend3 en zeg: Zo spreekt de Heere God tot Jeruzalem: Uw herkomst en geboorte is uit het land der Kanaanieten: uw vader was een Amoriet, uw moeder een Hittietische.4 En wat uw geboorte betreft, toen gij geboren waart werd uw navelstreng niet afgesneden, en werdt gij niet met water reingewassen, noch met zout ingewreven of in windselen gewikkeld.5 Niemand zag met ontferming naar u om uit medelijden een dezer dingen aan u te doen; toen gij geboren waart, werdt gij weggeworpen op het veld, als een wier leven niets waard is.
6 Maar ik kwam u voorbij, zag u trappelend in uw bloed, en zeide tot u: Leef op uit uw bloed,7 groei op als het kruid des velds. En gij groeidet op, werdt groot, en kwaamt in den tijd der stonden: uw borsten waren gezwollen, uw haar was tevoorschijngekomen; maar gij waart naakt en bloot.8 Toen kwam ik u weer voorbij, zag dat gij in den tijd der liefde gekomen waart, spreidde mijn dek over u uit en bedekte uw naaktheid; ik zwoer u en ging een verbond met u aan, spreekt de Heere God. Zo werdt gij de mijne.9 Nu spoelde ik u af met water, wies het bloed van u af en zalfde u met olie;10 ik kleedde u in een bont gewaad, schoeide u met marokijn, bond u een fijn linnen doek om het lijf, en hulde u in een sluier van zijde;11 ik deed u sieraden aan, gaf u spangen aan de armen, een keten om den hals;12 ik deed u een ring in den neus, hangers in de oren, zette u een prachtige kroon op het hoofd.13 Zo waart gij versierd met goud en zilver, uw kledij was van fijn linnen, zijde en bonte stoffen; gij at meelbloem, honing en olie en werdt zeer, zeer schoon.14 Een roep ging om uw schoonheid van u uit onder de volken; want volkomen was zij door den pronk dien ik op u gelegd had, spreekt de Heere God.
15 Maar gij vertrouwdet op uw schoonheid en hoereerdet, prat op den roep die van u uitging, en waart kwistig met uw hoererijen voor elken voorbijganger.16 Gij naamt van uw klederen, maaktet u gestreepte hoogten en hoereerdet daarop.17 Gij naamt uw kostbaarheden, van het goud en het zilver dat ik u gegeven had, en maaktet u mannenbeelden, waarmee gij hoereerdet.18 Gij naamt uw bonte klederen en bedektet ze daarmee; mijn olie en mijn wierook plaatstet gij voor hen;19 mijn brood, dat ik u gegeven had--met meelbloem, olie en honing heb ik u gespijzigd--dat plaatstet gij voor hen tot een liefelijken geur, spreekt de Heere God.20 Ook naamt gij de zonen en dochteren die gij mij gebaard hadt, en offerdet hun die tot spijze. Was het u niet genoeg te hoereren,21 dat gij ook mijn kinderen slachttet en weggaaft door ze hun over te leveren?22 Bij al uw afschuwelijkheden en hoererijen gedacht gij de dagen uwer jeugd niet, toen gij naakt en bloot waart en laagt te trappelen in uw bloed.23 En na al deze uw boosheid--wee, wee over u! spreekt de Heere God--24 bouwdet gij voor u een kapel en maaktet u een verhevenheid in elke straat;25 op elken kruisweg hebt gij u een verhevenheid gebouwd, uw schoonheid afschuwelijk misbruikt, u schaamteloos aangeboden aan elken voorbijganger, talloze keren hoererij gepleegd.26 Gij hoereerdet met de Egyptenaren, uw naburen met het grote lid, en pleegdet talloze keren hoererij, om mij te tergen. --27 Zie, ik heb mijn hand tegen u uitgestrekt en het u toegewezen deel ingekort, u overgegeven aan den haat uwer vijandinnen, de dochters der Filistijnen, die zich schamen over uw ontuchtig gedrag. --28 Gij hoereerdet ook met de Assyriers, omdat gij het nog niet zat waart; maar ook toen gij met hen gehoereerd hadt, waart gij het nog niet zat.29 Toen hebt gij talloze keren hoererij gepleegd met het land Chaldea, en ook zo werdt gij niet zat.30 Hoe is uw huis verkwijnd! spreekt de Heere God. Terwijl gij dit alles deedt en het hoerenbedrijf drievoudig uitoefendet,31 uw kapel op elken kruisweg bouwdet en uw verhevenheid maaktet in elke straat, waart gij nog niet eens als een hoer er op uit om geld te vergaren.32 De gehuwde overspelige vrouw neemt het van vreemden,33 en aan elke hoer geeft men geschenken; maar gij gaaft zelf geschenken aan al uw minnaars en boodt hun giften aan, opdat zij van alle kanten tot u zouden komen, in uw hoererijen.34 Zo deedt gij juist omgekeerd als andere vrouwen: gij hoereerdet zonder dat gij nagelopen werdt; gij gaaft hoerenloon, en het werd u niet gegeven. Zo was het met u de verkeerde wereld.
35 Daarom, hoer, verneem 's Heeren woord!36 Zo spreekt de Heere God: Omdat gij uw schaamdelen ontdekt en uw naaktheid ontbloot hebt bij uw hoererijen met uw minnaars en al uw afschuwelijke schandgoden, en om het bloed uwer zonen die gij hun gegeven hebt,37 daarom, zie, ik verzamel al uw minnaars, in wier smaak gij vielt, allen, zowel hen die gij liefhebt als hen die gij haat; ik zal hen van alle kanten bij u verzamelen en voor hen uw naaktheid ontbloten, zodat zij al uw naaktheid zien.38 Ik zal u vonnissen als echtbreekster en bloedvergietster, in gramschap en naijver;39 ik zal u overleveren in hun handen, en zij zullen uw kapel omverhalen en uw verhevenheden afbreken, u uw klederen uittrekken, uw kostbaarheden wegnemen en u naakt en bloot laten liggen.40 Dan brengen zij een menigte tegen u samen, stenigen u en houwen u met hun zwaarden in stukken;41 zij verbranden uw huizen en voltrekken strafgerichten aan u ten aanschouwen van veel vrouwen. Zo maak ik een einde aan uw hoerenbestaan, en zult gij geen hoerenloon meer geven.42 Zo zal ik mijn gramschap op u doen rusten--dan zal mijn naijver van u wijken, en ik zal rustig worden en niet meer ontstemd zijn.43 Omdat gij de dagen uwer jeugd niet herdacht en door al die dingen mij tot toorn geprikkeld hebt, zal ik van mijn kant uw wandel op uw hoofd doen neerkomen, spreekt de Heere God, en zo over al uw afschuwelijkheden mijn raad volvoeren.
44 Zie, alle spreukendichters zullen op u de spreuk toepassen: Zo moeder, zo dochter!45 Ja, gij zijt de echte dochter uwer moeder, die van man en kinderen afkeer had, en de echte zuster uwer zusters, die van haar mannen en kinderen afkeer hadden. Uw moeder was een Hittietische, uw vader een Amoriet;46 uw oudere zuster, die aan uw linkerhand woonde, was Samarie met haar dochters, uw jongere, die aan uw rechterhand woonde, Sodom met haar dochters.47 Op haar wegen hebt gij gewandeld en haar afschuwelijkheden hebt gij gedaan, ja, na enigen tijd maaktet gij het in allen dele nog erger dan zij.48 Zo waar als ik leef, spreekt de Heere God, uw zuster Sodom met haar dochters heeft zich niet zo gedragen als gij met uw dochters.49 Zie, hierin heeft de schuld uwer zuster Sodom bestaan: in hoogmoed, brooddronkenheid en zorgeloze rust leefde zij met haar dochters, terwijl zij de hand der nooddruftigen en armen niet stijfde.50 En toen zij in haar overmoed afschuwelijkheden voor mijn aangezicht bedreven, deed ik hen weg, zoals gij gezien hebt.51 Ook Samarie heeft niet half zoveel gezondigd als gij. Gij hebt veel meer afschuwelijkheden bedreven dan zij beiden, en uw zusters gerechtvaardigd door al de afschuwelijkheden die gij bedreven hebt.52 Zo draag dan ook uw schande, gij, die voor uw zusters middelares zijt geworden, daar zij door de nog afschuwelijker zonden die gij bedreven hebt rechtvaardiger zijn dan gij. Ja, schaam u en draag uw schande, naardien gij uw zusters gerechtvaardigd hebt.53 Ik zal haar lot een keer doen nemen, dat van Sodom en haar dochters, en dat van Samarie en haar dochters, en uw lot neemt een keer tussen die beiden;54 opdat gij uw schande draagt en beschaamd staat over alwat gij gedaan hebt, terwijl gij haar troost.55 Zo zullen uw zusters Sodom met haar dochters en Samarie met haar dochters tot haar vroegeren staat terugkeren, en gij zult met uw dochters desgelijks tot uw vroegeren staat terugkeren.56 De naam uwer zuster Sodom is door u nooit zo op de lippen genomen ten tijde van uw hoogmoed,57 voordat uw naaktheid ontdekt werd, als gij thans gesmaad wordt door de dochters van Edom en alle dochters der Filistijnen, die u van alle kanten hoonen.58 Uw ontucht en uw afschuwelijkheden, gij draagt ze, spreekt de Heer.59 Want zo spreekt de Heere God: Wanneer ik met u zal gedaan hebben zoals gij gedaan hebt, gij, die den eed hebt geminacht door het verbond te verbreken,
60 dan zal ik gedenken het verbond dat ik met u sloot in de dagen uwer jeugd, en het eeuwig verbond aan u gestand doen,61 en gij zult uw gedrag gedenken en beschaamd staan, wanneer ik uw oudere zusters bij uw jongere voeg en ze u tot dochters geef; wat niet is krachtens het verbond met u.62 Ik zal mijn verbond met u gestanddoen, en gij zult weten dat ik de Heer ben.63 Opdat gij bij de herinnering aan het verleden u moogt schamen en geen mond meer opendoet, omdat gij beschaamd staat, wanneer ik voor u alles verzoen wat gij gedaan hebt, spreekt de Heere God.