Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Exodus 6

1 (5-24) Hierop zeide de Heer tot Mozes: Nu zult gij zien wat ik Farao doen zal; want zwichtend voor een sterke hand, zal hij hen laten trekken, en door een uitgestrekten arm gedwongen, zal hij hen uit zijn land verdrijven.2 (6-1) God sprak tot Mozes en zeide tot hem: Ik ben de Heer.3 (6-2) Aan Abraham, Izaak en Jakob ben ik verschenen als God de Machtige, en onder mijn naam, Heer, heb ik mij hun niet bekend gemaakt.4 (6-3) Niet alleen doe ik mijn verbond met hen gestand, hun het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschap, waarin zij vertoefd hebben, te geven;5 (6-4) maar ook heb ik gehoord het gekerm der Israelieten, die door de Egyptenaren als slaven behandeld worden, en ik heb aan mijn verbond gedacht.6 (6-5) Zeg daarom tot de Israelieten: Ik ben de Heer en zal u uitleiden van onder den dwangarbeid der Egyptenaren, u verlossen uit hun slavernij, u bevrijden met uitgestrekten arm en zware strafgerichten;7 (6-6) ook zal ik u mij ten volk nemen en u ten god zijn, en gij zult erkennen dat ik de Heer uw god ben, hij die u uitleidt van onder den dwangarbeid van Egypte.8 (6-7) Dan zal ik u brengen in het land waaromtrent ik mijn hand opgestoken heb, het aan Abraham, Izaak en Jakob te zullen geven, en ik zal het u tot bezitting schenken. Ik ben de Heer.9 (6-8) En Mozes sprak aldus tot de Israelieten; maar zij hoorden niet naar hem vanwege mismoedigheid en harde slavernij.

10 (6-9) Toen sprak de Heer tot Mozes:11 (6-10) Ga aan Farao, den koning van Egypte, zeggen dat hij de Israelieten uit zijn land late trekken.12 (6-11) Doch Mozes sprak voor des Heeren aangezicht: Indien de Israelieten niet naar mij gehoord hebben, hoe zal dan Farao naar mij horen, terwijl ik onbesneden van lippen ben?13 (6-12) De Heer sprak tot Mozes en Aaron en vaardigde hen af naar Farao, den koning van Egypte, om de Israelieten uit zijn land te leiden.

14 (6-13) Dit zijn de hoofden hunner familien. De zonen van Ruben, Israels eerstgeborene: Henoch en Pallu, Hesron en Karmi. Dit zijn de geslachten van Ruben.15 (6-14) De zonen van Simeon: Jemuel, Jamin, Ohad, Jachin, Sohar, en Saul, de zoon der Kanaanietische. Dit zijn de geslachten van Simeon.16 (6-15) Dit zijn de namen der zonen van Levi, naar hun afstamming: Gersjon, Kehath en Merari; de levensjaren van Levi waren honderd zeven en dertig.17 (6-16) De zonen van Gersjon waren Libni en Sjimei, naar hun geslachten.18 (6-17) De zonen van Kehath waren Amram, Jishar Hebron en Uzziel; de levensjaren van Kehath waren honderd drie en dertig.19 (6-18) De zonen van Merari waren Mahli en Musji. Dit zijn de geslachten van Levi, naar hun afstamming.20 (6-19) Amram nu nam zijn tante Jochebed tot vrouw, en zij baarde hem Aaron en Mozes. De levensjaren van Amram waren honderd zeven en dertig.21 (6-20) De zonen van Jishar waren Korah, Nefeg en Zichri.22 (6-21) De zonen van Uzziel waren Misjael, Elsafan en Sithri.23 (6-22) Aaron nu nam Elisjeba de dochter van Amminadab, de zuster van Nahsjon, tot vrouw, en zij baarde hem Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar.24 (6-23) De zonen van Korah waren Assir, Elkana en Abiazaf; dit zijn de geslachten der Korahieten.25 (6-24) Eleazar, de zoon van Aaron, nam tot vrouw een der dochters van Putiel, en zij baarde hem Pinehas. Dit zijn de hoofden van de familien der Levieten, naar hun geslachten.26 (6-25) Dit zijn Aaron en Mozes, tot wie de Heer gezegd heeft: Leidt de Israelieten uit Egypteland, naar hun legerscharen.27 (6-26) Dit zijn zij die tot Farao, den koning van Egypte, gesproken hebben, om de Israelieten uit Egypte te leiden. Dit zijn Mozes en Aaron.28 (6-27) Ten dage dat de Heer tot Mozes in Egypteland sprak29 (6-28) zeide de Heer tot Mozes: Ik ben de Heer. Spreek tot Farao, den koning van Egypte, alwat ik tot u gesproken heb.30 (6-29) Doch Mozes zeide voor het aangezicht van den Heer: Zie, ik ben onbesneden van lippen; hoe zal Farao naar mij horen?

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile