Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Exodus 34

1 De Heer zeide tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen uit, gelijk aan de vorige, en ik zal op die tafelen de woorden schrijven die op de vorige stonden, welke gij in stukken geworpen hebt.2 Wees bereid tegen morgenochtend, beklim alsdan den berg Sinai en plaats u daar bij mij, op den top des bergs.3 Niemand mag met u opklimmen, ja, niemand mag gezien worden op den gehelen berg; laat zelfs het kleinvee en de runderen niet weiden in het gezicht van dien berg.4 Zo hieuw Mozes twee stenen tafelen uit, aan de vorige gelijk; hij maakte zich des morgens op en beklom den berg Sinai, gelijk de Heer hem bevolen had, terwijl hij de twee stenen tafelen medenam.

5 Nu daalde de Heer in de wolk neder, Mozes plaatste zich aldaar bij hem en riep den Heer aan.6 Toen ging de Heer hem voorbij en riep: De Heer is een barmhartig en ontfermend god, lankmoedig en groot in goedertierendheid en trouw,7 die duurzaam gunst betoont aan duizenden, die schuld, overtreding en zonde vergeeft, doch ze geenszins ongestraft laat en de schuld der vaderen verhaalt op de kinderen en kindskinderen, ja, op het derde en vierde geslacht.8 Toen boog Mozes zich ijlings ter aarde, wierp zich neder9 en zeide: Dat toch, indien ik gunst in uw oog gevonden heb, o Heer! de Heer in ons midden ga; want het is een hardnekkig volk. Vergeef ons ook onze schuld en zonde, en neem ons als uw erfdeel aan.

10 Hij zeide: Zie, ik sluit een verbond met u; ten aanschouwen van geheel uw volk zal ik wonderbare dingen doen, zoals niet geschapen zijn op de gehele aarde en onder alle natien; zodat het ganse volk in welks midden gij zijt des Heeren werk zien zal; want verschrikkelijk is dat wat ik u doen ga.11 Neem alles in acht wat ik u heden beveel. Ik ga de Amorieten, Kanaanieten, Hittieten, Perizzieten, Hiwwieten en Jebuzieten voor u uit verdrijven.12 Wacht u een verbond te sluiten met de bevolking des lands waarin gij komt; opdat zij u niet ten valstrik in uw midden zij.13 Integendeel zult gij hun altaren omverwerpen, hun wij-steenen verbreken, hun gewijde boomstammen omhouwen.14 Want gij zult u niet nederwerpen voor een anderen god; de Heer toch, zijn naam is naijverig, hij zelf een naijverig god.15 Sluit dan geen verbond met de bevolking des lands. Immers, als zij hun goden naboeleren en aan hun goden offeren, zouden zij u licht nodigen en zoudt gij van hun offer eten16 en uit hun dochters voor uw zonen vrouwen nemen; als dan hun dochters haar goden naboeleren, maken zij dat ook uw zonen dit doen.17 Gij zult u geen gegoten goden maken.

18 Het feest der ongezuurde brooden zult gij onderhouden; zeven dagen zult gij ongezuurd brood eten, zoals ik u bevolen heb, op den bestemden tijd der maand Abib; want in de maand Abib zijt gij uit Egypte getrokken.19 Alwat den moederschoot opent behoort mij: van al uw vee het manlijke, het eerstgeborene van rund en schaap;20 het eerste jong der ezelin zult gij met een lam loskopen; indien gij het niet loskoopt, moet gij het den nek breken. Al uw eerstgeboren zonen zult gij loskopen. Men zal mijn aangezicht niet met ledige handen gaan zien.21 Zes dagen zult gij arbeiden, maar op den zevenden dag rusten; zelfs in ploeg tijd en oogsttijd zult gij rusten.22 Het wekenfeest zult gij bij u vieren van de eerstelingen van den tarweoogst, en het inzamelingsfeest, bij de wisseling van het jaar.23 Driemaal 's jaars zal alwat manlijk onder u is het aangezicht van den Heere God, den God Israels, gaan zien.24 Wanneer ik natien voor u uit verdreven en u een uitgestrekt grondgebied gegeven zal hebben, zal niemand uw land begeren terwijl gij opgaat om het aangezicht van den Heer, uw god, te zien, driemaal's jaars.25 Gij zult mijn offerbloed niet bij iets gezuurds slachten, en het offer van het paaschfeest zal niet tot den morgen overblijven.26 De keur der eerstelingen van uw grond zult gij in het huis van den Heer, uw god, brengen. Gij zult niet koken het bokje in de melk zijner moeder.27 Toen zeide de Heer tot Mozes: Schrijf deze woorden op; want op grond van deze woorden heb ik met u een verbond gesloten, en met Israel.

28 Zo bleef hij daar bij den Heer veertig dagen en nachten; hij at geen brood en dronk geen water; en hij schreef op de tafelen de verbondswoorden, de tien woorden.29 Toen nu Mozes van den berg Sinai afdaalde, terwijl hij bij het afdalen van den berg de twee tafelen der Geboden in de hand had, wist hij niet dat het vel van zijn aangezicht straalde door zijn spreken met den Heer.30 Maar toen Aaron en alle Israelieten Mozes aanzagen, zie, het vel van zijn aangezicht straalde! Daarom waren zij bevreesd hem te naderen.31 Doch Mozes riep hen; Aaron en al de vorsten der gemeente keerden tot hem terug, en Mozes sprak tot hen.32 Daarop naderden de overige Israelieten, en hij beval hun alwat de Heer met hem op den berg Sinai besproken had.33 Nadat Mozes zijn toespraak tot hen ten einde gebracht had, legde hij een sluier op zijn aangezicht,34 en als hij binnenging bij den Heer, om met hem te spreken, verwijderde hij den sluier, totdat hij weder naar buiten ging. Kwam hij dan buiten en sprak hij tot de Israelieten alwat hem gelast was,35 dan zagen de Israelieten dat het vel van Mozes aangezicht straalde en deed Mozes den sluier weder voor, totdat hij naar binnen ging om met hem te spreken.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile