Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Exodus 3

1 Eens hoedde Mozes het kleinvee van zijn schoonvader Jethro, den priester van Midian; hij dreef het vee achter de woestijn en kwam aan den berg Gods, den Horeb.2 En de engel des Heeren verscheen hem in een vuurvlam, midden uit een braambos. En hij zag, dat waarlijk het braambos in brand stond maar niet verteerd werd.3 En Mozes dacht: ik wil mij toch eens daarheen begeven en dat grote verschijnsel gaan bezien, waarom het braambos niet verbrandt.4 Toen nu de Heer zag dat hij zich daarheen begaf om het te bezien, riep God tot hem, midden uit het braambos: Mozes, Mozes! Hij zeide: Hier ben ik.5 De Heer zeide: Treed niet nader. Ontschoei uw voeten; want de plaats waarop gij staat is heilige grond.6 Voorts zeide hij: Ik ben de god uwer vaderen de god van Abraham, Izaak en Jakob. Toen verborg Mozes zijn gelaat, omdat hij vreesde God aan te zien.

7 En de Heer sprak: Ik heb duidelijk gezien de ellende van mijn volk, dat in Egypte is, en hun geroep vanwege hun drijvers heb ik gehoord; want ik ken hun smarten.8 Daarom ben ik nedergedaald, om hen te verlossen uit de hand der Egyptenaren en hen op te voeren uit dat land naar een goed en ruim land, een land overvloeiende van melk en honing, de woonplaats der Kanaanieten, Hittieten, Amorieten, Perizzieten, Hiwwieten en Jebuzieten.9 En nu, zie, het geroep der Israelieten is tot mij gekomen; ook heb ik de verdrukking gezien die zij van de Egyptenaren te lijden hebben.10 Welaan, ik wil u tot Farao zenden, en leid gij mijn volk, de Israelieten, uit Egypte.

11 Maar Mozes zeide tot God: Wie ben ik, dat ik naar Farao gaan en de Israelieten uit Egypte leiden zou!12 Toen sprak hij: Ik zal met u zijn, en dit zal u het teken wezen dat ik u gezonden heb: wanneer gij het volk uit Egypte leidt, zult gij God op dezen berg dienen.13 Hierop zeide Mozes tot God: Maar wanneer ik tot de Israelieten kom en hun zeg: De god uwer vaderen heeft mij tot u gezonden--en zij mij vragen: Hoe heet hij? wat moet ik hun dan zeggen?14 Toen zeide God tot Mozes: Ik ben die ik ben. Voorts zeide hij: Zo moet gij tot de Israelieten zeggen: Ik-ben heeft mij tot u gezonden.15 Opnieuw sprak God tot Mozes: Aldus moet gij tot de Israelieten zeggen: De Heer, de god uwer vaderen, de god van Abraham, Izaak en Jakob, heeft mij tot u gezonden. Dit is mijn naam voor eeuwig; zo wil ik heten van geslacht tot geslacht.

16 Ga heen, vergader de oudsten van Israel en zeg hun: De Heer, de god uwer vaderen, is mij verschenen, de god van Abraham, Izaak en Jakob, zeggende: Ik heb u en wat u in Egypte aangedaan is terdege gadegeslagen17 en besloten u uit de ellende van Egypte op te voeren naar het land der Kanaanieten, Hittieten, Amorieten, Perizzieten, Hiwwieten en Jebuzieten, een land overvloeiende van melk en honing.18 Dan zullen zij naar u horen, en zult gij met Israels oudsten tot den koning van Egypte gaan en tot hem zeggen: De Heer, de god der Hebreen, is ons ontmoet. Laat ons dus drie dagreizen de woestijn intrekken, om aan den Heer, onzen god, te offeren.19 Ik weet dat de koning van Egypte u niet zal laten gaan tenzij gedwongen,20 maar ik zal mijn hand uitstrekken en Egypte slaan met al de wonderwerken die ik in het midden er van ga verrichten. Daarna zal hij u laten trekken.21 Voorts zal ik zorgen dat dit volk gunst vindt in het oog der Egyptenaren, en gij zult, wanneer gij heengaat, niet met ledige handen gaan.22 Iedere vrouw moet van haar buurvrouw en van wie in haar huis verkeert zilveren en gouden voorwerpen en klederen vragen; gij zult ze leggen op uw zonen en dochteren en zo Egypte plunderen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile