the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Esther 4
1 Toen Mordochai alwat geschied was vernam, verscheurde hij zijn klederen, hulde zich in rouwgewaad en as, ging zijn huis uit, de stad door, luid en bitter krijtende.2 Zo kwam hij tot voor de poort des konings; want in rouwgewaad mocht men de poort des konings niet binnengaan.3 Insgelijks was in alle provincien, waar ook het bevel des konings en zijn verordening aankwam, grote rouw onder de Joden, vasten, geween en misbaar; velen spreidden zak en as als leger.4 Toen nu de dienaressen en kamerlingen van Ester het haar kwamen meedelen, werd de koningin zeer angstig en zond zij gewaden om Mordochai daarmede te kleden en het rouwgewaad van hem weg te nemen; maar hij nam ze niet aan.
5 Hierop riep Ester Hathach, een van 's konings kamerlingen, dien hij haar ten dienste gesteld had, en gaf hem last ten aanzien van Mordochai om te vernemen, wat dat betekende en waarom dat geschiedde.6 Hathach dan ging naar buiten tot Mordochai op het stadsplein voor de poort des konings,7 en Mordochai deelde hem alwat hem overkomen was mede en het bedrag van het geld dat Haman beloofd had voor des konings schatkist te zullen afwegen, als prijs voor de vergunning de Joden om te brengen;8 ook gaf hij hem een afschrift van het bevelschrift hen om te brengen dat in Sjusjan uitgevaardigd was; opdat hij Ester zou inlichten, haar de zaak verhalen en haar gelasten naar den koning te gaan, ten einde hem genade te vragen en van hem gunst af te smeken voor haar volk.9 Hathach ging naar binnen en deelde aan Ester mede wat Mordochai gezegd had10 waarop Ester aan Hathach opdroeg het navolgende aan Mordochai te zeggen:11 Alle dienaren des konings en de bewoners van 's konings provincien weten dat voor ieder, man of vrouw, die ongeroepen tot den koning in het binnenhof komt dezelfde wet geldt: hen te doden; tenzij de koning hem den gouden schepter toereikt; dan blijft hij in leven. Ik ben nu de laatste dertig dagen niet bij den koning ontboden.12 Toen men aan Mordochai de woorden van Ester overbracht,13 liet Mordochai haar antwoorden: Meen niet dat van alle Joden gij alleen in het huis des konings het leven zult behouden.14 Immers, indien gij nu zwijgt, zullen de Joden wel van elders verademing en redding erlangen, maar zult gij en uws vaders huis omkomen. En wie weet, of gij niet juist voor een tijd als deze tot de koninklijke waardigheid gekomen zijt.15 Toen liet Ester aan Mordochai dit bescheid geven:16 Ga, verzamel alle Joden die zich in Sjusjan bevinden en vast om mijnentwil: eet en drinkt niets drie dagen lang, nacht en dag. Ik zal eveneens met mijn dienaressen vasten. En alzo zal ik tegen de wet in bij den koning binnentreden; kom ik dan om, dan kom ik om.17 En Mordochai ging heen en deed alles wat Ester hem gelast had.