Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Esther 3

1 Daarna maakte koning Ahasweros Haman, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, aanzienlijk en machtig; hij plaatste zijn zetel hoger dan dien der overige groten die bij hem waren.2 En alle dienaren des konings die in de poort des konings zich ophielden bogen voor Haman en wierpen zich voor hem neer; want zo had de koning aangaande hem gelast; maar Mordochai boog niet en wierp zich niet neer.3 Toen zeiden de dienaren des konings die in des konings poort zich ophielden tot Mordochai: Waarom overtreedt gij des konings bevel?4 En als zij dit dag aan dag tot hem zeiden en hij niet naar hen hoorde, deelden zij het aan Haman mede om te zien of de woorden van Mordochai van kracht zouden zijn; want hij had hun medegedeeld dat hij een Jood was.5 Toen nu Haman zag dat Mordochai niet voor hem boog of zich nederwierp, werd hij vervuld van gramschap.6 Maar het was hem te min de hand aan Mordochai alleen te slaan, en daar men hem had medegedeeld tot welk volk Mordochai behoorde, zocht Haman naar een middel om alle Joden in het ganse koninkrijk van Ahasweros, de volksgenoten van Mordochai, om te brengen.

7 In de eerste maand, dat is de maand Nizan, van het twaalfde jaar van koning Ahasweros wierpen zij het pur, dat is het lot, voor Haman, voor elken dag, voor elke maand om op een dag het geslacht van Mordochai uit te roeien; het lot viel op den dertienden dag der twaalfde maand, dat is de maand Adar.8 Toen zeide Haman tot koning Ahasweros: Er is een volk, in al de provincien van uw koninkrijk verstrooid en verspreid onder de andere; het heeft wetten welke van die van alle andere volken verschillen, en aan des konings wetten gehoorzaamt het niet. Het betaamt niet dat de koning het ongemoeid laat.9 Indien het den koning goeddunkt, dan worde een schriftelijk bevel uitgevaardigd om het uit te roeien, en tienduizend talenten zilver weeg ik af aan hen die met het werk belast zijn om het in de schatkist des konings te storten.10 Hierop deed de koning zijn zegelring van zijn hand en gaf dien aan Haman, den zoon van Hammedatha, den Agagiet, den Jodenvervolger,11 en de koning zeide tot Haman: Dat zilver is u geschonken; ook het volk om er mee te doen wat u goeddunkt.12 Nu werden, op den dertienden dag der eerste maand, de schrijvers des konings ontboden, en men schreef alwat Haman beval aan de stadhouders des konings en aan de landvoogden die elk over een provincie, en aan de vorsten die elk over een volk gesteld waren, naar elke provincie in haar eigen schrift, naar elk volk in zijn eigen taal; het werd in naam van koning Ahasweros geschreven en met 's konings zegelring verzegeld.13 Zo werden met ijlboden brieven gezonden naar alle provincien des konings, dat men zou verdelgen, doden en ombrengen alle Joden, van den jongsten tot den oudsten, kinderen en vrouwen, op een en denzelfden dag, op den dertienden der twaalfde maand, dat is de maand Adar, en dat men hun have zou plunderen.14 Het afschrift hield in, dat in elke provincie een verordening zou uitgevaardigd worden, openbaar aan alle volken, op dien dag gereed te zijn.15 De ijlboden gingen uit, gedreven door des konings woord, en de verordening werd in den burg Sjusjan uitgevaardigd. De koning en Haman gingen zitten drinken, terwijl de stad Sjusjan in beroering was.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile