the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Deuteronomium 31
1 Mozes nu ging deze woorden tot gans Israel spreken2 en zeide tot hen: Ik ben thans honderd twintig jaar oud; ik ben niet meer in staat uit en in te gaan; en de Heer heeft tot mij gezegd: Gij zult dezen Jordaan niet overtrekken.3 De Heer, uw god, hij trekt aan uw spits op; hij zal deze volken voor uw ogen verdelgen, zodat gij hun land in bezit neemt. Jozua, hij trekt aan uw spits op, zoals de Heer gesproken heeft,4 en de Heer zal hun doen evenals hij heeft gedaan aan de koningen der Amorieten, Sihon en Og, die hij verdelgd heeft, en aan hun land:5 de Heer zal hen aan u overleveren en gij zult hun doen naar alwat ik u geboden heb.6 Zijt sterk en kloek, vreest en siddert niet voor hen; want de Heer, uw god, hij gaat met u; hij zal u begeven noch verlaten.7 Hierop riep Mozes Jozua en zeide tot hem ten aanschouwen van gans Israel: Wees sterk en kloek, want gij zult dit volk in het land brengen dat de Heer hun vaderen onder eede beloofd heeft te zullen geven, en gij zult hen in het bezit er van stellen;8 de Heer, hij gaat aan uw spits; hij zal met u zijn, hij zal u begeven noch verlaten; vrees niet en wees niet versaagd.
9 Mozes nu schreef deze wet op en gaf haar aan de priesters, de zonen van Levi, die de ark van het verbond des Heeren droegen, en aan alle oudsten van Israel,10 en gebood hun: Om de zeven jaar, telkens in het jaar der kwijtschelding, op het Loofhuttenfeest,11 als gans Israel het aangezicht van den Heer, uw god, komt zien aan de plaats die hij zal uitkiezen, zult gij deze wet in tegenwoordigheid en ten aanhoren van gans Israel voorlezen.12 Vergadert dan het volk, mannen, vrouwen en kinderen, en de vreemden die te uwent in uw steden zijn; opdat zij horen, en leren den Heer, uw god, te vrezen en al de woorden dezer wet nauwgezet te betrachten.13 Ook hun kinderen, die nog van niets weten, zullen horen en den Heer, uw god, leren vrezen, zolang zij leven op den grond dien gij aan den overkant van den Jordaan in bezit gaat nemen.
14 De Heer nu zeide tot Mozes: Zie, uw stervensure is daar; roep Jozua en plaatst u in de tent der samenkomst, opdat ik hem bevelen geve. Daarop ging Mozes met Jozua en plaatsten zij zich in de tent der samenkomst.15 Toen verscheen de Heer in de tent in een wolkzuil, en de wolkzuil bleef aan den ingang der tent staan.16 De Heer nu zeide tot Mozes: Zie, gij gaat u ter ruste leggen bij uw vaderen, en dit volk zal zich opmaken en de goden naboeleren van de vreemde bewoners des lands, in wier midden het komt, het zal mij verlaten en mijn verbond dat ik met hen gesloten heb breken.17 Dan zal te dien dage mijn toorn tegen hen ontbranden en zal ik hen verlaten en mijn aangezicht voor hen verbergen; zij zullen der verslinding ter prooi worden en door vele rampen en noden worden getroffen. Te dien dage zullen zij zeggen: Blijkbaar omdat onze god niet in ons midden is hebben ons deze rampen getroffen!18 En ik zal te dien dage mijn aangezicht gans verbergen wegens al het kwaad dat zij gedaan hebben, omdat zij zich tot andere goden hebben gewend.19 Nu dan, schrijf dit lied op en leer het den Israelieten; leg het hun in den mond zo dat dit lied mij tot een getuige tegen de Israelieten zij.20 Want ik zal hen brengen in het land, overvloeiende van melk en honing, dat ik aan hun vaderen onder eede beloofd heb; maar zij, na gegeten, zich verzadigd en zich te goed gedaan te hebben, zullen zich wenden tot andere goden en hen dienen, terwijl zij mij versmaden en mijn verbond breken.21 Wanneer dan vele rampen en noden hen treffen, zal dit lied zich als een getuige bij hen laten horen; want het zal niet vergeten worden noch wijken uit den mond van hun nakroost. Ik ken toch de gezindheid die zij heden koesteren, nog voordat ik hen breng in het land dat ik aan hun vaderen onder eede beloofd heb.
22 Zo schreef Mozes te dien dage dit lied op en leerde het den Israelieten.23 En hij gaf bevelen aan Jozua, den zoon van Nun, en zeide: Wees sterk en kloek; want gij zult de Israelieten brengen in het land dat ik hun onder eede beloofd heb, en ik zal met u zijn.24 Toen nu Mozes gereed was met de woorden dezer wet, tot het laatste toe, in een boek op te schrijven,25 gaf hij aan de Levieten, die de ark des verbonds van den Heer droegen, dezen last:26 Neemt dit wetboek en legt het naast de ark des verbonds van den Heer, uw god, waar het als een getuige tegen u zal zijn.27 Want ik ken uw weerspannigheid en hardnekkigheid; zie, thans, terwijl ik nog in leven ben bij u, zijt gij weerspannig geweest tegen den Heer; hoeveel te meer zult gij het na mijn dood zijn.28 Vergadert tot mij al de oudsten uwer stammen en uw ambtlieden; opdat ik ten aanhoren van hen deze woorden spreke, en hemel en aarde tegen hen tot getuigen neme.29 Want ik weet dat gij na mijn dood u zwaar zult bezondigen en afwijken van den weg dien ik u heb voorgeschreven; zodat eindelijk de rampspoed u zal overkomen, omdat gij doet wat kwaad is in het oog des Heeren, hem tergende met het maaksel uwer handen.30 Toen sprak Mozes ten aanhoren van de ganse vergadering van Israel de woorden van dit lied tot het laatste toe: