Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Deuteronomium 14

1 Gij zijt kinderen van den Heer, uw god: gij zult u niet snijden noch tussen de ogen kaal scheren om een dode;2 want gij zijt een aan den Heer, uw god, geheiligd volk, en u heeft de Heer uitverkoren om van alle volken op den aardbodem hem tot een eigen volk te zijn.3 Gij zult niets afschuwelijks eten.4 Dit zijn de viervoetige dieren welke gij moogt eten: rund, schaap en geit,5 hert, gazelle, damhert, steenbok, antiloop, wilde os en gems,6 en alle viervoeters die gekloofde klauwen hebben, wier hoeven in twee klauwen gespleten zijn en die herkauwen, moogt gij eten.7 Doch van de herkauwende dieren en van die met gespleten hoeven zult gij de volgende niet eten: het kameel, den haas en den klipdas, want zij herkauwen wel, maar hebben geen gekloofde klauwen; zij zijn voor u onrein.8 Verder het zwijn, want het heeft wel gekloofde klauwen maar herkauwt niet; het is voor u onrein. Hun vlees zult gij niet eten, hun aas niet aanraken.9 Van alwat in het water is moogt gij het volgende eten: alwat vinnen en schubben heeft moogt gij eten;10 maar alwat geen vinnen en schubben heeft zult gij niet eten; het is voor u onrein.11 Alle reine vogels moogt gij eten.12 Maar de volgende zult gij niet eten: den arend, den zeearend, den lammergier,13 den stinkgier, den valk in soorten,14 alle soorten van raven,15 den struis, den sperwer, de meeuw, den havik in soorten,16 den uil, den roerdomp, den pelikaan,17 de kraai, den aasgier, den reiger,18 den ooievaar, den kraanvogel in soorten, den hop en de vleermuis.19 Voorts zijn voor u alle gevleugelde insecten onrein; zij mogen niet gegeten worden.20 Al het rein gevogelte moogt gij eten.21 Gij zult generlei aas eten; den vreemde die in uw steden woont moogt gij het geven, dat hij het ete, of aan den buitenlander moogt gij het verkopen; maar gij zijt een heilig volk van den Heer, uw god. Gij zult niet koken het bokje in de melk zijner moeder.

22 Gij zult jaarlijks de gehele opbrengst van uw zaad, dat wat op den akker groeit, vertienden;23 gij zult voor het aangezicht van den Heer, uw god, in de plaats die hij zal uitkiezen om er zijn naam te doen wonen, het tiend van uw koorn, most en olie en de eerstgeborenen van uw runderen en uw kleinvee eten; opdat gij leert den Heer, uw god, te allen tijde te vrezen.24 Maar is de afstand u te groot, kunt gij het niet vervoeren, omdat de plaats die de Heer, uw god, zal uitkiezen om er zijn naam te vestigen te ver van u verwijderd is, en de Heer, uw god, u gezegend heeft,25 zo moet gij het te gelde maken, het geld bij u steken, heengaan naar de plaats die de Heer, uw god, zal uitkiezen,26 voor het geld u aanschaffen alles waarin gij lust hebt: runderen en kleinvee, wijn en sterken drank en alwat uw hart verlangt, en daar met uw gezin voor het aangezicht van den Heer, uw god, eten en vrolijk zijn;27 ook den Leviet die in uw steden woont zult gij niet aan zijn lot overlaten; want hij heeft geen aandeel of erve onder u.28 Elk derde jaar zult gij het gehele tiend van uw gewas van dat jaar uitbrengen en in uw steden neerleggen;29 dan zullen de Leviet--daar hij geen aandeel of erve onder u heeft--de vreemde, de wees en de weduwe die in uw steden wonen komen en eten en zich verzadigen; opdat de Heer, uw god, u zegene in al den arbeid dien uw hand verricht.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile